Laan van Duivenvoorde: voorbeeld van een soortenrijke laan

Madelein Vreeken, foto Arie Vreeken
Landgoed Duivenvoorde is een uniek en oorspronkelijk ensemble van kasteel, park en omliggende landerijen, waarvan de wortels teruggaan tot in de vroege 13de eeuw. De totale omvang van het landgoed is ruim 260 hectare. Gelegen in de drukke Randstad vormt het samen met omliggende landgoederen/natuurgebieden de laatste nog intact zijnde groene verbinding tussen de duinen en het Groene Hart.
Over de historie en de architectuur van dit luxe buitenverblijf van de familie van Wassenaer van Duivenvoorde gaat dit artikel niet. Waar het wel over gaat is over de bermen van de Laan van Duivenvoorde, die een schat aan stinzenplanten in het voorjaar en een rijke paddenstoelenflora in het najaar herbergen.
Herkomst van de soortenrijkdom
Dit soort lanen dankt haar soortenrijkdom aan een aantal factoren:
● De ouderdom: door de eeuwen heen hebben steeds meer soorten zich kunnen vestigen.
● Geen of nauwelijks verstoring door graafwerk of betreding: geen verstoring of verdichting van de bodem, wat de mycelia van de schimmels kan beschadigen.
● Geen ophoping van afgevallen blad: blad kan hier makkelijk wegwaaien, omdat er geen struiken of hoge planten staan. Daardoor kunnen de stinzenplanten makkelijker opkomen, evenals de paddenstoelen.
● Geen bemesting: bemesting verstoort de relatie tussen de bomen en de schimmels.
● Wel jaarlijks gemaaid: afvoer van voedingsstoffen en strooisel, de stinzenplanten hoeven niet te concurreren met de grassen.
Stinzenplanten is geen taxonomische aanduiding
Stinzenplanten danken hun naam aan de oude Friese buitenplaatsen, stinzen, letterlijk stenen huizen, die als versterkte boerderij dienden. De bewoners ervan plantten al vroeg toen nog ‘exotische’ soorten aan, voornamelijk om hun buren de ogen mee uit te steken. Figuurlijk, natuurlijk.
Ze zijn veelal afkomstig uit Zuid-Europa en Turkije. Een aantal soorten sloeg hier zo goed aan, dat ze verwilderd raakten en inburgerden in alle landgoedparken door heel Nederland, dus ook in onze streken.
Andere soorten, zoals de bosgeelster en de voorjaarshelmbloem of vingerhelmbloem kwamen wel al van nature in Nederland voor, maar niet in de Haagse regio. Deze behoren tot de natuurlijke vegetatie van het eiken-beukenbos, dat van nature vooral in Zuid- en Oost-Nederland voorkomt. Daarbuiten komen ze alleen in parken, landgoederen, begraafplaatsen en dergelijke voor.
Vooral in de 18de eeuw is het met de verspreiding van de stinzensoorten hard gegaan, toen er overal buitenplaatsen en parken in de Engelse landschapsstijl werden aangelegd. Dat gold ook voor het park van Duivenvoorde, dat ontworpen is door J. D. Zocher jr.
Stinzenplanten soorten
Onder de stinzenplanten rekent men verder onder meer adderwortel, gevlekt longkruid, gevlekte- en Italiaanse aronskelk, Haarlems klokkenspel, verschillende anemonen, boshyacint, sneeuwklokje, lenteklokje, boerenkrokus, twee soorten vogelmelk, holwortel, winterakoniet en daslook. Een weinig waargenomen stinzensoort is de bostulp, die je met z’n heldergele bloemen in april wel langs de Laan van Duivenvoorde kunt bewonderen. Je onderscheidt hem van de andere tulpen door de vaak hangende bloemen, die zich oprichten zodra de zon erop schijnt.
Zomermijders
Stinzenplanten zijn echte bosplanten, die zo aangepast zijn dat ze bloeien in het voorjaar, voordat de bladeren aan de bomen uitlopen, en vervolgens het licht en de zon gedempt worden. Ook kan het er ’s zomers heel droog worden. Om de zomer te overleven trekken de meeste zich dan terug in hun knolletjes of bollen, om direct na de winter weer uit te kunnen lopen. Daarom heten ze ook wel zomermijders. Ze zijn heel belangrijk als bron van nectar voor vroeg vliegende bijen- en hommelkoninginnen, wanneer die na de winter uitgehongerd ontwaken en er verder nog niets bloeit in veld of bos.
Ook schimmels en paddenstoelen zijn laan’planten’
In de oude en ongestoorde bodem onder de bermen van eiken- en beukenlanen, ontwikkelen zich mycorrhizaschimmels. Dit zijn de symbiotische bodemschimmels, die er voor zorgen dat bomen veel beter groeien. Dat komt doordat de schimmeldraden, die veel verder reiken dan de wortels van de boom zelf, voedingsstoffen opnemen uit de bodem en die afgeven aan de boom.
De schimmel profiteert op zijn beurt van de koolhydraten die de boom in zijn bladeren heeft geproduceerd door de fotosynthese, en afgeeft via de haarwortels. Daarmee kan de schimmel dan weer zijn vruchtlichamen vormen, de paddenstoelen, die wij zo mooi en intrigerend vinden. Vooral onder eiken vindt je veel soorten russula’s, amanieten, boleten en nog veel meer moois.
De Laan van Duivenvoorde is een eikenlaan. In heel Duivenvoorde zijn alleen in 2024 al bijna 100 soorten paddenstoelen waargenomen (bron: waarneming.nl). Genoeg te zien dus, als je op je wandeling door deze laan goed om je heen kijkt!