Konijnen, hoe terug van bijna weg?
Harrie van der Hagen en Jasper Wester
Zoals in het proefschrift ‘Rabbits rule’ van Harrie van der Hagen uiteengezet, vervult het konijn een cruciale rol in het duingebied. Er zijn drie zaken van belang die een onderscheid vormen tussen het konijn en het sinds 1990 in Meijendel ingezette grootvee. De overeenkomst is dat zij beide grazen, maar op een duidelijk andere manier. Konijnen houden hun ‘tuintjes’ in de omgeving van de burchten kort; vee gaat door het hele terrein, waarbij koeien en paarden op een verschillende wijze grazen. Maar belangrijker zijn twee wezenlijke verschillen. Het zware vee trapt de bodem dicht, waardoor de wind geen aangrijpingspunten meer heeft voor verstuivingen. Er was dan ook geen verschil in het aandeel zand in wel en niet door vee begraasde delen. Konijnen daarentegen zijn licht en houden de bodem open door het graven van burchten en het graven naar plantenwortels. Jonge konijnen maken veel oefengraafjes; hellingen lijken dan gatenkazen. Door die activiteiten van het konijn ontstaan kleinschalige mozaïeken van kaal zand en graslanden.
Een fors onderschatte activiteit van konijnen is, dat zij een grote voorkeur hebben voor het eten van kiemplanten van bomen en struiken. Hierdoor wordt de ontwikkeling naar struweel en bos bijna volledig geblokkeerd. Grootvee zal deze kiemplanten hooguit bij toeval eten. Slotsom: het grootvee is dus een matige, zo niet miserabele vervanger van het konijn.
Ziektes onder de konijnen
Myxomatose, een met opzet ingebrachte virusziekte van het Amerikaanse konijn, doodde in 1954 ongeveer 95% van de Nederlandse duinpopulatie. De populatie herstelde zich weer, maar nooit meer tot het niveau van vóór 1954. In 1990 brak de virusziekte VHS-1 uit met wederom een sterfte van ongeveer 95% en weer korter erna, in 2014 VHS-2. De beperkt opgebouwde populatie decimeerde wederom.
Hoe moet het nu verder?
De duinbeheerders willen weer hoge aantallen konijnen terug. Dit staat nog los van de verbossing en verstruweling die zich door de uitbraken van de virusziekten heeft ontwikkeld. Terug naar het open duin kan alleen door kap en niet door vee. Hoe krijg je de konijnen weer over de rand van de diepe put waar ze nu in zitten?
Bijplaatsingen
De afgelopen jaren zijn er in verschillende duingebieden in Nederland konijnen bijgeplaatst. Vooraf worden ze gevaccineerd tegen myxomatose en VHS. Op Vlieland spreken ze ‘voorzichtig positief’ over de bijplaatsingen en zien ze een toename van konijnenactiviteit zoals graafjes en holen. De afwezigheid van de vos en marterachtigen op Vlieland is wel een afwijking met de duingebieden van het vasteland. In de Amsterdamse Waterleidingduinen hebben de bijgeplaatste konijnen jongen gekregen, waargenomen met wildcamera’s.
Situatie in Meijendel
In Meijendel zijn er vanuit de Maasvlakte vier keer konijnen bijgeplaatst in samenwerking met dierecoloog Jasja Dekker. Daarnaast kwamen er ook konijnen vanuit de Wildopvang Haaglanden. In speciaal gemaakt omheiningen verbleven de konijnen twee weken om te wennen aan hun nieuwe omgeving. Daarna werden ze geopend en konden de dieren de omgeving ontdekken. Dunea heeft een aantal maanden activiteit kunnen monitoren rondom de locaties, maar er is nog geen significante toename van de aantallen konijnen of de gewenste verbetering van de vegetatie vastgesteld.
Uitdagingen
Er zijn enkele uitdagingen van de bijplaatsingen in Meijendel te benoemen. Rondom de bijplaatslocaties waren vos, boommarters, bunzingen en stootvogels duidelijk zichtbaar op wildcamera’s. Bijplaatsing gebeurt met hele familiegroepen; bij een ervan leken de konijnen elkaar toch niet goed te dulden, wat mogelijk verwondingen veoorzaakte. De wetgeving is zeer stringent voor het mogen verplaatsen van konijnen en wisselt regelmatig. Ook is het aanbod van grote hoeveelheden konijnen gering. De ziekten blijven aanwezig, ook in de bronpopulaties en de konijnen zijn na vaccinatie niet ziektevrij. Sporen als graafjes, keutels en holen zijn goed te monitoren, maar de monitoring van de wijdere omgeving bleek lastig.
Dunea onderzoekt nu hoe we met bijgeplaatste konijnen kunnen gaan fokken. Vroeger werd dit veel gedaan in zogenaamde warandes voor vlees en vacht. Het plan is nu om in de kleine omheiningen één voedster en één ram bij elkaar te plaatsen en ze in die veilige leefomgeving te laten voortplanten. Om de bestaande omheiningen heen wordt een groot raster geplaatst. Na de voortplanting en gewenning worden ze in het grotere afgerasterde gebied vrij gelaten, voordat ze in hoge aantallen tegelijkertijd in de ‘vrije’ natuur worden losgelaten. De theorie is dat predatoren dan een geringere invloed hebben op de konijnen door de grotere aantallen konijnen. Daarnaast hebben de konijnen zo ook langer de tijd om vertrouwd te raken met de omgeving..






























Ontwerp, realisatie en techniek: