Herstel van dynamiek in de duinen

Harrie van der Hagen
Van nature zijn kustduinen een dynamisch landschap, waar voortdurend opbouw en afbraak plaatsvindt. De kustduinen van Noord-Frankrijk zijn een goede plek om dat te bekijken en van te leren. Voordeel aldaar is dat het achterland boven zeeniveau ligt en er dus niet snel wordt ingegrepen. In de duinen van Nederland was geen enkele dynamiek meer en al helemaal niet in de zeereep, de strakke met helm beplante zanddijk. In 1990 is de Basiskustlijn wettelijk vastgesteld, hetgeen betekende dat de kustlijn van 1990 moet worden gehandhaafd. Bijzonder was dat in Meijendel ter hoogte van strandpaal 96 niet werd ingegrepen toen er in 1993 een windgat in de zeereep ontstond. De ontwikkeling werd gevolgd door een jaarlijks bezoek van medewerkers van het Hoogheemraadschap van Rijnland en Dunea. In geval van een kans op een doorbraak zou het windgat met helm worden vastgelegd. Tot en met 2014 is er jaarlijks onderzoek gedaan. Het windgat is er nog steeds en ook nu nog steeds niet doorgebroken. Inmiddels zijn iets noordelijker vijf windgaten in de kustlijn van Meijendel tot stand gebracht, maar daarover dadelijk meer. Eerst gaan we naar het strand.
Van kustafslag aanvullen naar vooroeversuppletie
In geval van kustafslag is men overgestapt van passief aanvullen naar ‘dynamisch handhaven’. Dynamisch handhaven betekent dat er zand uit een diep deel van de Noordzee in de vooroever van de zee wordt gestort. Golfslag brengt het zand naar het strand en de wind verstuift het zand naar hogerop het strand. Tegen de oude zeereep ontstonden nieuwe duinenreeksen, die westwaarts worden aangevuld met duintjes op het vloedmerk. Deze nieuwe strook duinen is de buffer in geval van kustafslag. Door stormen spoelen soms deze duinen weer weg en een volgende vooroeversuppletie vult het weer aan. In deze nieuwe duinen ontwikkelen zich typerende plantengemeenschappen. Het start met biestarwegras, gevolgd door zandhaver en helm, en soorten als zandraket, zeewinde, zeewolfsmelk, zeekool en blauwe zeedistel. Al deze soorten zijn belangrijk voor solitaire hommels en bijen die verderop in het duin nestelen. Deze soorten hebben tussen Scheveningen en Katwijk aan Zee weer veel ruimte gekregen.
Windgaten in de zeereep
Het windgat ter hoogte van strandpaal 96 smaakte naar meer. De ruimte voor meer dynamiek in de zeereep was er doordat er aan beide zijden voldoende veiligheidsgaranties voor het achterland waren. Aan de zeezijde is dat de vooroeversuppletie. Aan de achterzijde was dat een reeks van hoge duinen (een kamduin) dat binnenstromen van zeewater voorkomt; een tweede verdedigingslinie. In Meijendel werd die gevonden ter hoogte van strandpaal 95. Aangezien de PAS-subsidie voor het realiseren van vijf windgaten verre van toereikend was voor het maken van echte gaten is besloten om alleen de vegetatie en de bodemlaag van 1,5 meter te verwijderen over een breedte van 50 meter en vanaf het strand tot aan de binnenrand van de zeereep. De wind moest het afronden. In 2015 was het zover en vier jaar later had de wind zijn werk gedaan en waren de windgaten uitgestoven tot op 6 meter boven NAP met een enorme zandtong landinwaarts. En, helm staat op zijn natuurlijke standplaats weer uitbundig te bloeien, in tegenstelling tot de bundeltjes geplante helm. Nadeel vanuit de Natura 2000-wetgeving is, dat het kale zand niet begroeid is en vertaald wordt als een niet-kwalificerend habitat. Omdat kaal zand onderdeel is van een levend ecosysteem komt daar hopelijk een administratieve oplossing voor.
En dan in de duinen?
Op basis van onderzoek konden dynamische processen ín de duinen al eerder een plek krijgen. Een grote stuifkuil in het Prinsenduin in Meijendel (1983-1990) was autonoom weer gestabiliseerd. Dit bleek uit jaarlijkse inspecties. Hierdoor kon ook op andere plaatsen grootschalige redynamisering worden gerealiseerd. Zo werden in de Helmduinen, waar eens een grote meeuwenkolonie was gevestigd, in een gebied van ongeveer 40 hectare de zuidhellingen vol duindoorn en de valleien kaal gemaakt. Door het stuivende zand zouden de noordhellingen overpoederd raken met het kalkrijke zand. Het liep anders; de noordhellingen werden bedolven onder een laag zand van één tot twee meter, waardoor een hoogdynamisch landschap is ontstaan. Nadeel is dat het tussen 40 en 80 jaar duurt voordat de onrust van het stuivende zand is omgezet naar open en gesloten duingraslanden. De Helmduinen zijn gevolgd door Ellenboogsprang, Kijfhoek-Bierlapsprang en Vinkenhoek.
Naast een herstel van grootschalige dynamiek is het van belang om kleinschalige dynamiek terug te krijgen. Door een beperkte mate van stuivend zand wordt de omgeving in meer of mindere mate overpoederd. Hierdoor treedt een sneller herstel van de vegetatie op. Dat varieert van meteen meegroeien van mossen met een centimeter per jaar tot 25 jaar voor een herstel van soortenrijke duingraslanden van noordhellingen. Helaas missen we de kleinschalige dynamiek van de konijnen met het graven van burchten, het graven naar plantenwortels en de oefengraafjes door jonge dieren.