Home » Zeezoogdieren voor de kust

Zeezoogdieren voor de kust

Het aantal waarnemingen van zeezoogdieren langs de Noordzeekust neemt toe. Welke soorten zijn het en is er een oorzaak voor deze toename? In totaal gaat het bij Scheveningen om tien soorten waarvan de meeste maar heel zelden worden waargenomen: gewone dolfijn, witsnuitdolfijn, griend, tuimelaar, dwergvinvis, potvis en (heel spectaculair, in de herfst van 2018) de bultrug. De twee algemeenste, de gewone zeehond en de bruinvis licht ik hieronder uitgebreider toe.

Tekst: Adri Remeeus
Tekeningen: Frederik Hoogerhoud

 

We treffen twee soorten zeehonden in het Noordzeegebied: de gewone zeehond en de grijze zeehond. Daarvan is de eerste het meest algemeen, maar dat is niet altijd zo geweest. Met name in de jaren 60 en 70 waren de aantallen in de Noordzee door vervuiling met pesticiden (die ook sommige vogelsoorten op het randje van uitsterven bracht) erg laag en veel dieren waren zwak en ziek. Het opvangcentrum in Pieterburen draaide toen overuren. Aan het eind van de vorige eeuw kwam er een kentering in de waargenomen aantallen. Het eerst in het Waddengebied en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse delta. Langs de gesloten kust van Holland zagen we toen echter nauwelijks een zeehond. Vogelaars, die bijna dagelijkse trekvogels tellen, zagen tot 1994 maar incidenteel een zeehond. Pas vanaf 1997 worden grotere aantallen geturfd, meestal één tot tien per jaar, met een maximum van 23 in 2012.

 

Gewone zeehond

Inmiddels is de gewone zeehond een permanente gast langs ons strand en haalt hij zelfs de pers. In het afgelopen mooie Paasweekend zocht een groepje van drie exemplaren domicilie op het strandje tussen de haveningang en het zuiderhavenhoofd. Recreatiedrukte alom, maar toch lieten die zeehonden zich niet wegjagen. De recreanten hielden gepast afstand en maakten vele foto’s van deze maritieme roofdieren (want dat zijn ze wel!) De toename zal ongetwijfeld het gevolg zijn van schoner zeewater, een ontwikkeling die ook zeevogels weer doet toenemen. In de Nederlandse kustwateren bestaat het voedsel van de gewone zeehond vooral uit bot, wijting, zeedonderpad en haring, die hij zich in een actieve jacht toe-eigent. Dat onderwatergedrag staat haaks op datgene wat men meestal ziet, namelijk een lieftallig kopje dat af en toe boven het wateroppervlak komt of een rustend dier op het strand.

 

Beste waarnemingspunten
Als u naar de kust gaat, heeft u het hele jaar door een goede kans om zeehonden te zien. De havenhoofden bieden goede mogelijkheden en dan vooral de strandjes die tussen de havenhoofden en de haveningang liggen. Ook kruipen zij wel eens op de laag liggende basaltblokken of zwemmen zij rond tussen de havenhoofden. Geeft u rustig een knipoog als u zijn aaibare kopje boven het zeewater ziet komen, maar blijf wel uit zijn buurt, want ze kunnen stevig van zich afbijten. Het is ook mogelijk dat u een zeehond op het strand ziet liggen. Vroeger was zoiets alarmfase één voor allerlei hulptroepen omdat het dier mogelijk gewond was aangespoeld. Nu gaan we ervan uit dat de zeehond gewoon komt rusten. Mocht hij toch gewond blijken en vreemd gedrag vertonen dan kunt u altijd nog hulp inroepen door politie of dierenambulance te bellen.

 

Grijze zeehond

Grijze zeehond
De grijze zeehond wordt veel minder waargenomen langs ons strand. Ook na 1995 betreft het slechts kleine aantallen. In 2007 acht stuks als maximum, maar er zijn ook jaren zonder waarnemingen. Toch is het goed even het verschil met de gewone zeehond uit te leggen. Beide soorten zijn goed uit elkaar te houden door hun specifieke kopvorm. Bij de grijze zeehond gaat de snuit in een rechte neuslijn over in het voorhoofd, in tegenstelling tot de rondere kopvorm van de gewone zeehond.

 

Bruinvis
De bruinvis is een kleine onopvallende dolfijn met een bolle kop zonder uitstekende snuit. In tegenstelling tot wat zijn naam beweert is het geen vis maar een zeezoogdier. Wie ooit een bruinvis heeft aangeraakt zal zich altijd de verbazing herinneren bij het voelen van zijn warme lijf. In de eerste helft van de vorige eeuw was de bruinvis een normale verschijning in de Nederlandse kustwateren. Maar rond 1950 begon een afname. Voor de kust van Den

Bruinvis

Haag werden in de zomer van 1958 nog enkele exemplaren gezien. Daarna werd het stil. De soort verdween uit het collectieve geheugen tot in 1985 een bruinvis in de haven van Harlingen verscheen en er zelfs een reddingsactie op touw werd gezet. Vogeltrektellers langs de Haagse kust kregen daarna ook vaker bruinvissen in het vizier, tot 1994 nog incidenteel. Het jaar 1997 markeert het kantelpunt en vanaf dan worden ze jaarlijks opgemerkt. In de meeste jaren schommelen de aantallen tussen de 50 en 100, met als absoluut recordjaar 2005 (705 bruinvissen in totaal). Deze snelle toename is lastig te verklaren, maar vloeit waarschijnlijk voort uit een verschuiving vanuit andere delen van de Noordzee. Zo is de populatie bij de Shetland-eilanden in dezelfde periode qua omvang afgenomen terwijl het aantal in de zuidelijke Noordzee is toegenomen. De uiteinden van de Scheveningse havenhoofden bieden de beste mogelijkheden om bruinvissen te zien. Let dan vooral op de driehoekige rugvin want veel meer zult u niet te zien krijgen. Soms trekken zij door en af en toe blijven zij hangen, op zoek naar kabeljauwachtigen en puitalen.