Wasschen langs het duinkanaal
B & W te verkrijgen waar vervolgens de Provincie ongezien een handtekening aan toevoegde, tegenwoordig is de juridische procedure voor het doorlopen van de bouwaanvraag een stuk ingewikkelder. En bovenal speelt de weerstand uit de maatschappij met betrekking tot het opofferen van groen een zeer belangrijke rol.
Het juiste netwerk
Hoe ging dat in 1865 in zijn werk? Toekomstig directeur Johann Heinrich Witsenborg en zijn commissarissen schreven 480 aandelen uit met een totale waarde van 120.000 gulden. Van deze initiatiefnemers zaten er twee in de gemeenteraad en was er één zelfs wethouder, een vierde was vice-president van de Hoge Raad. De heren hadden ongetwijfeld hun netwerk mee, hetgeen zal hebben bijgedragen aan een vlotte afwikkeling. Er waren twee bezwaarmakers tegen de vestiging van het bedrijf: een vinker die iets verderop een vinkenbaan exploiteerde en een agrariër die de toegang tot zijn aardappelakker versperd zag worden. Beiden moesten hun activiteiten staken door de komst van de ‘Waschinrigting’. Het waren eenvoudige lieden die wel gehoord, maar niet gehonoreerd werden. Ze moesten zonder schadevergoeding ergens anders aan de kost zien te komen.
Witsenborg en zijn kameraden zetten vaart achter de organisatie. Op 1 oktober sluiten ze een contract met de aannemer die toezegt het gebouw vóór of op 31 maart 1866 tot onder de nok gereed te hebben. Daarna kan de stoommachine met wasapparatuur, die in Parijs is aangeschaft, geïnstalleerd worden. Het gebouw geeft niet alleen onderdak aan de ‘waschinrigting’, maar behelst ook kantoren, een eetzaal, koetshuis met stallen en woningen voor de opzichter en de directeur. Het terrein omvat verder verschillende droogvelden die tussen lage walletjes in het duin liggen. De was wordt daar op rekken gehangen. De bodem is bestraat met gele IJsselklinkertjes.
Bij de vergunningverlening werd de restrictie meegegeven dat er nooit en te nimmer vuil waswater in het kanaal zou mogen afvloeien. Dat was voor die tijd een bijzondere spelregel, want in de 19e eeuw vormden de grachten van Den Haag nog een open rioolstelsel waarop alle latrines en overig afvalwater geloosd werd. Waarom mocht dat dan niet in het duinkanaal ? De reden was eenvoudig. Schuin aan de overkant was de militaire zweminrichting gevestigd. Het duinkanaal had op die plek het enige schone oppervlaktewater van heel Den Haag. Dat kwam doordat er geen stroming in het water zat en de stad in die tijd nog op redelijke afstand lag. Op zich een curieuze situatie, want in werkelijkheid was het duinkanaal bedoeld om uit te monden in zee waarbij het vieze grachtenwater van de stad naar buiten gespuid zou kunnen worden. Dat voornemen was echter onder protest van reders en de uitbater van het Scheveningse badhuis afgeblazen. Het kanaal eindigde in 1865 aan de voet van het Seinpostduin in een binnenhaven waardoor de functie als rioleringskanaal onbenut bleef en er juist schoon duinwater in stond. Uiteraard wilden de militaire zwemmers dat graag zo houden.
Biologisch afbreekbaar
Voor het vuile waswater moest de aannemer een andere constructie bedenken. Die vond hij in een pijpleiding naar vergaarbakken vlak naast de droogvelden. Zeepsop en spoelwater werden na de wasbeurt rechtstreeks in die beerput gepompt, waar het bezonk. Het enige dat de aannemer hoefde te doen was de capaciteit van waswater en drainagesnelheid berekenen. De zandbodem stond garant voor een snelle infiltratie en zolang er geen chemische middelen werden gebruikt, zorgden bacteriën voor een natuurlijk afbraakproces.
Faillisement, doorstart en afbraak
Alhoewel de ‘waschinrigting’ goed functioneerde, bleef het economische succes uit. De onderneming maakte niet voldoende omzet om uit de kosten te komen en vijf jaar later gaat het bedrijf dan ook failliet. De opstallen en inboedel worden geveild voor een fractie van de aanschafprijs en er komt een doorstart onder een nieuwe directeur, Antonie Willem Heijnen, voormalig opticus. Dankzij de lage overdrachtprijs krijgt Heijnen het wèl voor elkaar om winst te maken. Hij en later zijn zoons zetten het bedrijf voort tot aan de Tweede Wereldoorlog. Dan blijkt dat de wasinrichting midden in het Sperr-gebiet ligt waar de bezetter vrij schootsveld en een verdedigingswal wil aanleggen. Dat betekent een onvrijwillig einde van het inmiddels succesvolle bedrijf. In 1942 wordt het gebouw ontmanteld en tot op de fundering afgebroken. Na de oorlog wordt in 1952 op de kale plek Madurodam aangelegd. Op de plaats van de droogvelden is bos aangeplant.
Relict
Wat rest van de ‘waschinrigting’ zijn de walletjes tussen de droogvelden die tot op de dag van vandaag in het bos herkenbaar zijn.