Home » Vogelverhalen: In mei leggen alle vogels…

Vogelverhalen: In mei leggen alle vogels…

We leerden het vroeger op de kleuterschool: ‘in mei leggen alle vogels een ei, alleen de koekoek en de griet (grutto), die leggen in de meimaand niet’. Is die spreuk nog wel houdbaar in het licht van klimaatopwarming? Gaan vogels vroeger eieren leggen?

Adri Remeeus. Foto: Wim de Koning Gans

Interessant om zo’n klassieke spreuk toegeworpen te krijgen en na te gaan hoe het met de houdbaarheid daarvan is gesteld. Overigens klopte het zestig jaar geleden ook al niet helemaal: bosuilen hebben in maart al jongen en late zomervogels als bosrietzanger en boomvalk beginnen meestal pas in juni met het leggen van eieren.

 

Maar dat gaat zo met kinderrijmpjes en zo’n ‘fout‘ is geen reden er over te schrijven. Wel interessant is de vraag of klimaatopwarming effect heeft op de broedbiologie van onze vogels. Twee soorten lenen zich hier goed voor: de jaarrond aanwezige koolmees en de bonte vliegenvanger die in Afrika overwintert en alleen van april tot oktober in ons land is.

 

Koolmees
Dit is voor velen van u een bekende soort. Hij broedt zowel in de stad als in buitengebieden. Zijn nestje maakt hij in boomholten. Ook maakt hij graag gebruik van nestkasten. Het is een veel voorkomende soort en daarom een dankbaar onderwerp voor wetenschappelijk onderzoek. Een koolmeesvrouwtje legt vijf tot acht eitjes per nest.

 

Tot rond 1990 was het broedproces van de koolmees onveranderd. De eileg was eigenlijk altijd in de periode van 20 tot 30 april. Na een broedduur van zo’n twee weken en een opgroeitijd van gemiddeld 19 dagen vlogen in de laatste tien dagen van mei de jongen uit. Een groot aantal daarvan redt het overigens niet. Dat is een wet van de natuur; ongeveer 75 procent van de nieuwgeborenen komt niet door het eerste levensjaar heen. De vogels met de sterkste genen zorgen ervoor dat op langere termijn de broedpopulatie op peil blijft.

 

De tijden veranderen
Het wordt geleidelijk warmer. Koude voorjaren worden zeldzamer. Zachte winters en warme maartmaanden nemen in aantal toe. Het gras gaat eerder en sneller groeien, de bladvorming aan de bomen begint eerder en insecten gaan vroeger vliegen. Op zachte en zonnige winterdagen fladderen soms al vlinders als kleine vos en citroenvlinder rond. En de koolmees? Hij hield zijn broedgedrag lange tijd stug vol; in april nestbouw en rond 20 april eitjes leggen. Dat kwam hem duur te staan.

 

Als het klimaat opwarmt, past de ecologische samenhang zich daaraan aan, eerst vooral aan de basis van de voedselketens. Dat zijn de insecten. Vaak is sappig blad nu al volop voorradig in het begin van april. Dat is de gedekte tafel voor rupsen van die vlinders die in het rupsenstadium overwinteren en niet als imago (de wetenschappelijke naam voor de volwassen vlinder) overwinteren.

 

Het vele groen activeert hen tot eten en nog eens eten: de rupsjes-nooitgenoeg. Zeker in een warm voorjaar zijn ze al zo ver volgroeid dat ze in mei niet meer geschikt zijn om als voedsel voor jonge koolmeesjes te dienen. Een aantal zal zelfs al verpopt zijn en poppen eten koolmezen niet.

 

Recente aanpassingen.
Eind vorige eeuw hadden koolmezen het lastig. De oudervogels moesten zich rond half mei stevig inspannen om hun jongen te voeren. Vaak bleven de jongen te zwak en stierven zij op het nest. Ook de conditie van de oudervogels was, door langere zoektochten naar nog behapbare rupsen, aangetast. Maar omdat koolmezen het hele jaar nabij hun broedgebied aanwezig zijn, konden ze zich geleidelijk instellen op het feit dat de voedselpieken eerder in het jaar waren. Onderzoekers stelden vast dat de periode van de eileg naar voren ging verschuiven. Inmiddels is het geen uitzondering meer dat er al rond 10 tot 15 april voltooide legsels zijn aan te treffen. In de tijd dat de jongen nu gevoerd moeten worden, eind april/begin mei, is er aan rupsjes geen gebrek. We kunnen dus constateren dat de koolmees, onder druk van de omstandigheden, zich heeft aangepast aan de vervroeging van het seizoen, maar dat dit relatief laat gebeurde.

 

De bonte vliegenvanger
Zomergast bonte vliegenvanger broedt voornamelijk in de oostelijke helft van ons land en, net als de koolmees, broedt hij graag in boomholten en nestkasten. Vorige eeuw sloot hij als late broeder perfect aan op de koolmees. De beschikbare holtes konden nadat ze door de koolmees waren verlaten makkelijk door de bonte vliegenvangers, die pas eind mei aan eileg beginnen, worden ingenomen. Maar net als de koolmees kwam ook de bonte vliegenvanger rond de eeuwwisseling in de problemen, omdat bij terugkeer uit Afrika er nauwelijks nog rupsjes waren. Vele legsels mislukten.
Wetenschappers hielden zich bezig met de vraag hoe trekvogels zouden reageren op de veranderingen in West-Europa. Trekvogels zijn daar immers geen getuige van. Zouden ze zich kunnen aanpassen? Toch is dat gebeurd. De bonte vliegenvangers komen inmiddels zo’n twee weken eerder terug uit de tropen, maar hebben nu wel een ander probleem. Als ze tegen half april terugkeren, zijn veel holtes nog bezet door koolmezen die eerder zijn gaan broeden. Het wachten is nu op andere aanpassingen die dit probleem ondervangen.