Home » Vogelverhalen – De bonte Piet van strand naar stad

Vogelverhalen – De bonte Piet van strand naar stad

Vraag: Vroeger zag je alleen op het strand scholeksters. Nu ook nog wel, maar toch minder. Daarentegen kom je ze steeds vaker binnen de bebouwde kom tegen. Hoe komt die verandering? En gaat het inderdaad slecht met deze soort?

Adri Remeeus, Foto Wim de Koning Gans

 

Deze vragen zijn een goede reden om deze vogelsoort nader te introduceren. Het feit dat zowel Vogelbescherming als Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland (Sovon) het jaar 2023 hebben uitgeroepen tot “Jaar van de Scholekster” geeft aan dat het een soort is die speciale aandacht behoeft.
Nadere kennismaking
De scholekster behoort tot de steltlopers. Hij is fors gebouwd en heeft een mooi zwart-wit verenkleed. Een rode snavel en roze poten maken hem tot een bont geheel. Hij heeft daar ook de bijnaam ‘Bonte Piet’ aan te danken. Als we uit die benaming de eerste drie letters weghalen, blijft ‘te piet’ over, een perfecte nabootsing van zijn roep. Dat wordt een onomatopee genoemd, ook al is die er in dit geval een klein beetje met de haren bij gesleept.

 

Snavelvervorming
Een eigenaardige eigenschap van de scholekster is dat zijn snavelvorm aangepast wordt aan de omstandigheden van het seizoen. In de zomer, als hij op zoek gaat naar emelten en wormen, is zijn snavel spits. In de winter, als kokkels op zijn menu staan, krijgt de snavel een stompere vorm. Die wordt dan meer als beitel gebruikt.

 

Waar kunnen we de scholekster zien?
De scholekster komt vooral voor langs de kust. Dat is zijn oorspronkelijke verspreidingsgebied. Hier treffen we de grootste aantallen aan in de winter: rond de 170.000 in 2021 en dan met name in het Waddengebied en de Hollandse Delta. In de jaren 70 van de vorige eeuw trok hij richting het binnenland en ging ook weiden bevolken. De scholekster was rond 1980 een vaak waargenomen broedvogel geworden langs de kust en in de Friese en Hollandse weiden met 80.000 tot 100.000 broedpaartjes.
Van meer recente datum is, dat hij aan de kust platte daken van flats en bedrijfshallen gaat opzoeken om te nestelen in het grind. Volgens schattingen doet vier procent van de broedpopulatie dit inmiddels. Dit gedrag komt vooral doordat de Hollandse weiden steeds onaantrekkelijker worden. De scholekster lijkt daar een antwoord op te hebben gevonden via zijn aanpassingsvermogen.

 

Afname in aantallen
De soort krijgt niet voor niets speciale aandacht, want zowel in de winter als in de broedtijd nemen de aantallen jaarlijks af. Het aantal overwinteraars langs onze kust is inmiddels gedaald van 300.000 in 1980 tot 170.000 anno nu. Ook het aantal broedparen is gekelderd: de huidige 35.000 paar steken schril af bij de ongeveer 90.000 van zo’n 40 jaar geleden, een afname met zestig procent!

De fraaie scholekster heeft dan ook, helaas maar terecht, een plaats gekregen op de Oranje Lijst. Dat is de voorloper op de Rode Lijst van bedreigde vogelsoorten.

 

Oorzaken van de achteruitgang
De oorzaken van de achteruitgang zijn heel divers. De soort overwintert vrijwel uitsluitend langs de kust, ook de vogels die op de weiden en in de stad broeden. Vooral de Wadden en de Hollandse Delta zijn in trek. Deze overwinteraars kampen met voedselgebrek door overbevissing van mosselbanken waardoor droogvallende platen niet meer bruikbaar zijn om voedsel te vinden.

De in weilanden broedende scholeksters ervaren dezelfde problemen als onze andere weidevogels: kievit, tureluur en grutto. Snelgroeiende, kruidenarme grasmatten waarin amper wormen en spinnen voorkomen. Ze worden bovendien al vroeg in het seizoen gemaaid. Ook is de grondwaterstand in de jaren 70 van de vorige eeuw flink verlaagd. Daarbij komt dat jonge scholeksters, als enige weidevogelsoort, door hun ouders gevoerd worden; jonge tureluurs bijvoorbeeld, zoeken slootranden op om daar zelf naar eten te zoeken.

 

Zijn er oplossingen?
Onder andere de Vogelbescherming werkt keihard aan onderzoeken, waarvan de resultaten de scholekster hopelijk een steuntje in de rug kunnen geven.

Als we naar de overwinteringsgebieden kijken, is het belangrijk om nu echt in te zetten op het verduurzamen van de schelpdiervisserij. Zeker voor de scholekster is dat erg belangrijk. De volwassen vogels trekken in het voorjaar naar de broedgebieden, maar de jongen blijven in hun eerste levensjaar in het Waddengebied en hebben dus jaarrond voldoende en makkelijk te verwerven voedsel nodig.

In weidegebieden wordt geëxperimenteerd met broedpalen. Dat lijkt succesvol broeden te stimuleren, en uitmaaien (het wegmaaien van nesten) wordt voorkómen. Aan de andere kant: als de jongen het nest verlaten (alle weidevogels zijn nestvlieders) lopen ze alsnog de kans doodgemaaid te worden of opgegeten door een marter.

Gelukkig is de scholekster zelf op zoek naar een oplossing door in steden grinddaken op te zoeken. Daar komen geen maaimachines en marters. Het is wel een extra inspanning voor de oudervogels die onafgebroken moeten vliegen tussen het dak en de weiden om wormen te zoeken voor hun kroost. Soms belandt een jong op straat, terwijl het nog niet kan vliegen. Dat hoeft geen probleem te zijn. De ouders gaan door met voeren, mits er rust is en het jong relatief veilig zit: er moeten vooral geen honden en katten bij kunnen.