Visarend
Adri Remeeus. Afbeelding: Wim de Koning Gans
Herkenning
De visarend is een vrij grote roofvogel met een spanwijdte van 140 tot 170 centimeter. Hij heeft vrij lange spitse vleugels met een duidelijke knik en een prominent uitstekende kop. Door dat profiel, in combinatie met de grotendeels witte onderkant, kan hij (zeker als hij hoog vliegt) bij oppervlakkige observatie worden afgedaan als een grote meeuw. Zijn gehele bovenkant is donkerbruin.
Verspreiding
De visarend komt over de hele wereld voor. In Amerika broedt hij in de noordelijke helft van de Verenigde Staten en Canada. Deze populatie trekt in de herfst naar Midden-Amerika en de noordelijke helft van Zuid-Amerika. De vogels uit Eurazië hebben in de herfst een ‘geknipte’ trek: de vogels die in het noorden van Europa (inclusief Rusland) broeden, zoeken hun winterverblijf in Afrika, ten zuiden van de evenaar. De Siberische vogels trekken deels naar tropisch Afrika, maar ook naar het zuidoosten van Azië. Ook broedt de visarend langs de kusten van Australië. Hij kan dus in alle continenten worden gezien. Zeker niet in de laatste plaats, na enkele mislukte pogingen, broedt hij sinds 2016 ook in ons land (vooral in de Biesbosch). In 2023 werden zes paartjes geteld.
De broedcyclus
Het broeden en grootbrengen van de jongen is een langdurig proces. Het speelt zich voornamelijk af in de maanden mei en juni. Het vrouwtje legt in de regel drie eieren met tussenpozen van twee tot drie dagen. Het bebroeden ervan neemt 37 tot 41 dagen in beslag. Omdat de vogel meteen na het leggen van het eerste ei gaat broeden, verschillen de jongen na het uitkomen in gewicht en grootte. Dit verschijnsel doet zich bij alle roofvogels voor. Als er te weinig voedsel beschikbaar is, zal het zwakste jong het niet redden. Zo werkt de natuur: het aantal roofdieren past zich aan aan de beschikbaarheid van voedsel.
Nadat de jonge visarenden het ei hebben verlaten, zijn ze nog zo’n 50 dagen afhankelijk van de ouders voordat ze kunnen uitvliegen en de wereld verkennen.
Nog een paar woorden over het nest. Dat wordt hoog in een boom gebouwd en heeft een diameter van 120 tot 150 centimeter en een hoogte van 50 tot 60 centimeter. Bij regelmatig hergebruik van een bestaand nest kan de hoogte uitgroeien naar een kleine twee meter.
Voedsel
De visarend leeft uitsluitend van vis, meestal met een gewicht van 150 tot 300 gram, maar prooien tot twee kilo komen ook voor. Het soort vis dat hij tot zich neemt, is natuurlijk sterk afhankelijk van de locatie, maar karper, baars, zalm, rietvoorn en snoek vormen een groot deel van zijn voedsel.
De manier van voedsel zoeken is ronduit spectaculair en kan soms worden waargenomen bij de duinmeren van Meijendel of vogelplas Starrevaart. Op zoek naar geschikte vis patrouilleert hij zo’n 20 tot 30 meter boven het wateroppervlak. Zijn scherpe ogen zoeken een passende en dicht bij de oppervlakte zwemmende vis. Als zo’n vis gevonden is, trekt de visarend zijn vleugels samen en begint aan een spectaculaire duikvlucht, die hij soms even onderbreekt. Zijn ogen krijgen dan de kans de exacte plek te lokaliseren. Vervolgens steekt hij zijn klauwen uit, plonst op het water om, na enige acrobatiek met de gevangen vis, het water weer te verlaten. De prooi wordt meegenomen naar een rustige plek om te consumeren, waarna een rustperiode volgt.
Een enkele keer mislukt de vangpoging en verdrinkt een visarend. Dat kan gebeuren als de vis te zwaar is en de klauwen van de arend verstrengeld raken in de graten van de vis.
De trek
De Scandinavische broedvogels trekken tussen half augustus en half oktober door ons land. En ze hebben geen overdreven haast als ze naar Afrika vliegen. De duinen van Meijendel vormen de beste plek om er een naar het zuiden te zien vliegen, meestal bij een windrichting tussen zuid en oost. Met regelmaat blijft er eentje enkele weken hangen om de visrijke duinmeren af te struinen. De beste kans om hem te zien biedt het uitkijkduin Prinsenberg. Die duintop vindt u langs het fietspad tussen de watertoren en boerderij Meijendel. Maar bedenk; zekerheden zijn er niet, een kans wel degelijk. De voorjaarstrek ligt vooral tussen half april en half mei, maar dan hebben de vogels meer haast. Ze willen vermoedelijk een goede broedlocatie met veel vis veiligstellen in Scandinavië.