Home » Nieuwe normen voor stadsnatuur

Nieuwe normen voor stadsnatuur

De verdichtingsopgave en de energietransitie nopen tot een stadsbrede visie op stadsnatuur. In Den Haag beschikten wij al over de Nota Ecologische Verbindingszones 2008 – 2018. Deze nota is breed geëvalueerd met enkele groene organisaties waaronder de AVN. Uiteindelijk moet dit naar verwachting eind dit jaar resulteren in de nieuwe Nota Stadsnatuur. De voorlopige tekst hiervoor wordt nu door de AVN en andere organisaties bestudeerd.

Door: Adri Remeeus

 

Stadsecologie is een nog jonge wetenschap. Gerichte monitoring bracht aan het licht dat parken, bosjes, wegen en sloten meer natuur bevatten dan men ooit besefte. Inmiddels doen sommige vlindersoorten het in de stad zelfs beter dan in het agrarische landschap. Aan kademuren groeien bijzondere varens als schubvaren en tongvaren. Alle reden dus om deze groene kwaliteit te borgen en waar mogelijk te versterken.

 

Versterking stadsnatuur
Het streven is gericht op een basiskwaliteit stadsnatuur. Dat is een breed begrip. Om dit handen en voeten te geven, wordt in de nota een onderscheid gemaakt in zeven deelbiotopen: bosjes, struweel, ruigte en zoom, fauna grasland, flora grasland, poel en water. Voor elk van deze biotopen is in kaart gebracht wat er nu van aanwezig is en welke mogelijkheden tot versterking en verbinding er zijn. Het voert nu nog te ver hier in detail op in te gaan, maar over de grote lijn en de highlights willen wij u alvast informeren.

 

Ecologisch beheer
Het nieuwe beleid ziet stadsnatuur als een kernkwaliteit in de stad. Een ander begrip dat regelmatig wordt genoemd is ecologisch onderhoud en beheer van het groen-blauwe netwerk. Dat zijn gevleugelde woorden. Terecht wordt de conclusie getrokken dat traditioneel beheer achterhaald is. Door wekelijks te maaien veranderen grasvelden en bermen in eenvormige gazons waar bloemen geen kans krijgen. Slecht leefgebied dus voor insecten waarmee het, zoals inmiddels duidelijk geworden is, heel erg slecht gaat.

Ecologisch beheer daarentegen stimuleert een begroeiing met veel bloemrijke kruiden en voldoende voedsel en schuilgelegenheid. Bedenk dat voor wilde bijen het voedsel binnen een straal van 200 meter beschikbaar moet zijn. Natuurrijke grasvelden en bermen kunnen hun waarde alleen bereiken als het traditionele wekelijkse maaien wordt vervangen door incidenteler en in fases maaien en daarna het maaisel afvoeren. Helemaal niet maaien is geen oplossing want dan ontstaat er een verruigde situatie. Om kruidenrijke bloeiende grasvelden te krijgen moet er dus een uitgekiend programma worden ontwikkeld waarbij rekening wordt gehouden met de bloeidata van soorten en de ontwikkelstadia van insecten. Om insecten te laten ontsnappen, moet maaisel minimaal een dag blijven liggen voor het wordt verwijderd.

 

Bosranden en -zomen
Een goede opbouw van een bosrand bestaat uit geleidelijke overgangen van lage kruiden, hogere kruiden, struweel en struiken naar bomen, met hier en daar een windluwe en zonbeschenen open ruimte. We spreken dan van een boszoom. Zulke ecologisch waardevolle gebieden treffen we eigenlijk niet in de stad aan. Het zal een hele uitdaging worden om die diversiteit in het beheer op te nemen. Deze ambitie wordt in de nota echter wel als kernwaarde omschreven. Immers, qua biodiversiteit hebben een goed ontwikkelde boszoom en struikzone meer waarde dan een collectie bomen zonder onderbegroeiing. Vlinders en bijen vinden hun voedsel in de aanwezige nectar, terwijl de meeste van onze zangvogels zich vooral ophouden in dicht struweel. Daarin kunnen zij schuilen, broeden en ruien. Diverse zangvogels broeden vlak boven of zelfs in een kuiltje in de grond. Alleen in het vroege voorjaar zoeken ze het hogerop om met hun zang een partner te lokken of hun territorium te verdedigen. Als AVN juichen we het toe dat in de nieuwe nota ook te lezen is dat er best sprake mag zijn van (gezonde) rommeligheid. Denk aan overhoekjes waar egels insecten zoeken bij dood hout. Staand dood hout is belangrijk voor spechten en vleermuizen, maar insecten gedijen goed in zacht dood hout dat reeds op de grond aan het verrotten is. Takkenrillen zijn nuttig voor broedvogels en vormen schuilplekken voor kleine zoogdieren. Beleefbare natuur hoeft dus niet per definitie aangeharkt te zijn!

 

Natuur op en onder water
Veel watergangen zijn nu vertroebeld door een teveel aan voedingsstoffen. Daarom is er in de nota aandacht voor waterkwaliteit in het algemeen. Zoals dieren op het land moeten kunnen opgaan in een landschap, moeten ook de in het water levende dieren zich kunnen terugtrekken in een gevarieerde waterbegroeiing of kunnen vluchten naar weelderig begroeide natuurvriendelijke oevers. Dit vormt een belangrijke doelstelling in de nota.

 

Lastige natuur hoort er ook bij
Ratten, stadsduiven en meeuwen worden vaak ervaren als lastige natuur. Maar ook deze diersoorten horen in de stad. Hun overlast wordt gevormd door de aantrekkingskracht van voedsel dat de mens achterlaat. Alle inheemse vogels zijn wettelijk beschermd en mogen niet worden verdelgd. Dat is anders bij ratten die wel actief bestreden worden. Maar intensief ingrijpen wordt pas overwogen bij bedreiging van de volksgezondheid. In de nieuwe nota wordt aangegeven dat ecologisch beheer per deelbiotoop verankerd moet worden in de beheer- en inrichtingsplannen. Blijvende aandacht voor doelstelling, passend beheer, uitvoering, monitoring, evaluatie en bijsturing is belangrijk om de nieuwe standaard en systematiek actueel te houden.De AVN heeft in het algemeen een goed gevoel bij deze nieuwe (concept)nota.