Home » Natuurtoetsen getoetst

Natuurtoetsen getoetst

Stel iemand wil een ingreep doen in de natuur, bijvoorbeeld een fietspad aanleggen of een huis bouwen. Volgens de Wet Natuurbescherming mag dat niet zo maar. De natuurwaarden moeten grondig in kaart worden gebracht en de effecten van de voorgenomen ingreep omschreven. Verder moet worden aangegeven hoe eventueel verlies aan waardevolle natuur gecompenseerd zal worden. Hoe werkt dat in de praktijk? (KLIK HIER voor PDF pagina)

Voor een leek zijn het vaak moeilijk leesbare rapporten die beginnen met de juridische kaders die de wet stelt. Daarna volgt de inventarisatie van het gebied en er wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen voor het realiseren van compensatie. Voor de inventarisaties wordt meestal gebruik gemaakt van reeds verzamelde gegevens in databanken. Die gegevens zijn ingebracht door heel veel verschillende mensen (vaak vrijwilligers) die hun waarnemingen digitaal doorsturen naar de verschillende organisaties die zich bezig houden met data-opslag zoals Sovon (vogels), Floron (planten), Vlinderstichting, etc. Al die gegevens zijn per kilometerhok beschikbaar via de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).

Maar omdat er nog heel veel plekken in Nederland niet zijn geïnventariseerd, is deze databank verre van compleet. Ieder onderzoeksbureau houdt dan ook een flinke slag om de arm wat betreft het afleggen van verantwoording over de ‘op papier’ geïnventariseerde gegevens. Daarna is het regel dat er alsnog ter plaatse in het veld wordt gezocht of er soorten voorkomen die niet in de databank zijn genoemd. Omdat dit veldonderzoek veel tijd en dus geld kost, beperken de bureaus zich tot een quickscan van een of twee bezoeken en aan de hand daarvan trekt men conclusies.

Verkeerde conclusies
Er zijn veel voorbeelden van rapporten waarbij slechts één veldbezoek is gebracht. Maar bij één zo’n bezoek ben je teveel afhankelijk van toevalligheden. Groot gevaar is dan dat er verkeerde conclusies worden getrokken. We geven wat voorbeelden: momenteel is een gedeeltelijke bebouwing van de Schenkstrook actueel. Het is één van de ecologische zones binnen de gemeente Den Haag. Op basis van één veldbezoek op 2 maart wordt geconcludeerd dat vlinders en libellen, amfibieën en vissen daar niet voorkomen op basis van het aangetroffen habitat. Hier wordt dus volledig voorbij gegaan aan het feit dat er op 2 maart nog geen vlinders vliegen. Pas vanaf april/mei kunnen die goed in kaart worden gebracht.  En wat zegt een bezoek in de winter over de aanwezigheid van zomervogels? Niets anders dan een uiterst voorzichtige inschatting. Een fraai voorbeeld van onvolledigheid betreft ook de zin over roofvogels. Dat veldbezoek vond plaats in augustus, maar dan zijn eventuele jonge roofvogels al uitgevlogen en de ouders niet meer honkvast. Roofvogels in kaart brengen doe je in de periode maart-juni, lettend op hun gedrag en nestbouw.

Quickscan
Veel bureaus leggen hun bevindingen vast in een gestandaardiseerd rapport. Er vindt dan slechts één enkel veldonderzoek plaats, de zogenaamde quickscan. Deze aanpak leidt in hoge mate tot onderwaardering van de lokale natuurwaarden.  Aanvullende gegevens uit databestanden kunnen dat niet voltooien.

Negatieve spiraal
Voor het bepalen van natuurwaarden is dus meer nodig dan alleen een quickscan.
Want naast de onvolledigheid die hierbij ontstaat, krijg je soms de indruk dat het natuuronderzoeksbureau de opdrachtgever naar de mond praat. Er wordt allereerst te beperkt onderzoek gedaan naar de aanwezige natuurwaarden en daarnaast krijgt de opdrachtgever in de conclusies en aanbevelingen zoveel mogelijk handreikingen voor compensatie van natuur die verloren gaat: de zgn. mitigerende maatregelen. Dat loopt uiteen van het aanbrengen van kunstnesten en houten dagopvangkasten voor vleermuizen tot de aanleg van een natuurvriendelijke oever, houtrillen en haagbegroeiing om de broedvogels een nieuw onderkomen te bezorgen. Het zijn overigens alleen de beschermde diersoorten die compensatie vereisen. Insecten, vlinders en vissen zijn voor de nieuwe Natuurbeschermingswet niet interessant.
Natuurinventarisatiebureaus zijn over het algemeen te meedenkend met de opdrachtgever en te weinig onafhankelijk. Dat een bureau in een rapport over stedelijke verdichting het woord ‘restgroen’ durft te introduceren spreekt boekdelen en schept ruimte voor extra bebouwing.  Groen verdient een kwaliteitslabel en géén negatief stempel!  We zijn ons er te weinig van bewust dat (stedelijk) groen dat verdwijnt nooit meer terug komt. En verlies aan areaal is een verlies aan robuustheid van de natuur waarbij het regeneratievermogen van de stadsnatuur steeds verder in een negatieve spiraal raakt.

Het moet anders

Het is niet voor niets dat grote en landelijk werkende organisaties (Sovon voor vogels, Vlinderstichting voor vlinders en libellen, etc) stringente voorschriften hanteren voor het wetenschappelijk onderzoeken van hun doelsoorten. Zo schrijft Sovon een minimaal aantal volledige bezoeken voor in de broedtijd (maart-juli), enerzijds om eenmalig aanwezige doortrekkers uit te sluiten, anderzijds om alle zomervogels goed in kaart te brengen. Alléén op deze manier kan een goede match plaatsvinden tussen de aanwezige natuurwaarden en de wettelijke bescherming van die waarden. De gegevens die onderzoekbureaus uit databanken halen zijn niet altijd compleet en soms zelfs verouderd, zeker als het gebieden betreft die weinig onderzoekers trekken. Het accent moet dus meer op serieus veldwerk komen te liggen waarbij het hele plangebied in kaart wordt gebracht. Het is krom dat opdrachtgevers (ook gemeenten) nog steeds kritiekloos accepteren dat een rapport voor een groot deel is gebaseerd op een eenmalig veldbezoek, dat nota bene vaak buiten het tijdvak valt dat flora- en faunasoorten aanwezig zijn.

Kortom, zet een quickscan om in volledig onderzoek. Verder mag van onderzoeksbureaus verlangd worden dat zij lokale gebiedskennis bezitten en onafhankelijk en duidelijk naar de opdrachtgever en de omgeving zijn. Het gaat uiteindelijk om natuurbescherming.