Home » Kwetterplekken voor huismussen

Kwetterplekken voor huismussen

De Passer domesticus heeft het zwaar in stedelijk gebied. Waar we vroeger op ieder terras werden vermaakt door snoepende huismussen, horen we nu geen getjilp meer in Den Haag. Behalve in Kijkduin Bad en aan de grenzen van Duindorp. Daar vliegen nog grote groepen mussen af en aan. Stadsvogel-deskundige Martin van de Reep zorgt in Kijkduin dat ze extra zorg krijgen.

Door: Annemarie Pannekoek

 

Huismussen zijn kolonievogels. Ze onderhouden binnen de groep sterke sociale contacten. Een groepsgrootte van 20 exemplaren, volwassenen en jongen door elkaar heen, geldt als minimale maat om te kunnen overleven. Alleen in de broedtijd worden de mannetjes wat individueler. Hun verleidingskunsten om een vrouwtje te versieren doen ze graag uit het zicht van een concurrent. Maar als die op enkele decimeters afstand om de hoek van zijn zangpost zit, is dat al voldoende.

Zowel in Kijkduin als in Duindorp zijn nog uitstekende leefomstandigheden voor de mussenkolonies te vinden. Binnen een straal van tientallen meters vinden de vogels er voedsel, water, schuilplekken en een zandbad. Vooral de combinatie van veel dicht struweel om snel te kunnen schuilen naast het losse zand voor een zandbad tegen de luizen is aantrekkelijk. Maar op beide locaties wordt momenteel intensief gebouwd. De rommelplekjes, waar de mussen zo van houden, worden opgeruimd. De aannemers rijden af en aan. Als we niet oppassen dreigen de mussen ook hier verdreven te worden. Gelukkig is het tegenwoordig verplicht om voor de start van bouwwerkzaamheden een inventarisatie op aanwezige natuurwaarden uit te voeren. Een hele stap in de goede richting in vergelijking met tien jaar geleden toen zo’n quickscan niet tot de standaard behoorde.

 

Elke vijf dagen vult buurtbewoonster Pieternel Kranendonk de voersilo’s bij. De vier kilo zaad per silo gaat schoon op. Per week is er één voerloze dag om de mussen niet te afhankelijk te maken.

Afstappen op aannemers
Martin van de Reep, vrijwilliger bij de Haagse Vogelbescherming, heeft zich gespecialiseerd in stadsvogels. Sinds zijn pensionering houdt hij zich bijna dagelijks bezig met de bescherming van specifiek stedelijke vogelsoorten zoals de huismus en gierzwaluw. “Er wordt zoveel gebouwd en gerenoveerd in Den Haag en omgeving en vrijwel niemand heeft in de gaten dat deze vogelsoorten sluipenderwijs van hun broedplekken afgeholpen worden”, legt Martin uit. Hij stapt daarom op aannemers en projectontwikkelaars af om vervangende kunstmatige broedgelegenheid te organiseren als kieren en spleten van huizen bij renovatie worden dichtgezet. “Ik ben zelf bouwkundige, dus dat praat makkelijk. En vrijwel alle aannemers willen direct meewerken, maar je moet er wel op tijd bij zijn.”

 

Begeleiding tijdens de bouw
Voor Kijkduin heeft Martin al ver voor de bouw contact gezocht met gemeente en bouwers. Daarom is er al in het voortraject rekening gehouden met de mussenkolonies. Toch heeft hij het project helemaal zelf begeleid om er zeker van te zijn dat er geen vogels over het hoofd worden gezien. Hij schreef twee uitvoerige rapporten, één over zijn inventarisatie van de populaties en één met aanbevelingen voor compensatie van nestel- en schuilplekken. “Ik telde afgelopen voorjaar 28 territoria met nestplekken. Die moeten allemaal vervangen worden door nieuwe kunstmatige behuizingen. Daarvoor gebruiken we neststenen die in de gebouwen worden gemetseld. Dat is eenvoudig te realiseren”. “De grootste uitdaging zit in de begeleiding van de huismussen tijdens de bouw. Hoe verleiden we de vogels om naar hun nieuwe behuizing te gaan? Dat moeten ze wel op tijd ontdekken, anders is het broedseizoen van 2020 verloren”.

 

Het mussenhotel dat Martin ontworpen heeft

Nieuwe kwetterplekken
Allereerst heeft hij ervoor gezorgd dat op drie plaatsen rond het bouwterrein nieuwe natuurlijke kwetterplekken werden gemaakt. “Voedsel wordt heel snel gevonden door de vogels, dus hebben we voedersilo’s opgesteld naast bosjes met hoog struweel. Huismussen staan zelf op het menu van de sperwer, dus is het heel belangrijk dat ze snel kunnen schuilen als die roofvogel in de buurt is. Een voersilo die in het vrije veld staat, dient niet alleen als tafeltje dekje voor de mussen, maar helpt ook de sperwer makkelijk aan prooi” legt Martin uit. “Om dezelfde reden is het belangrijk dat er struweel langs de vaste aanvliegroutes van de mussen staat. De mussen hebben een actieradius van maximaal 500 meter waarbinnen ze alle sociale contacten onderhouden, eten, drinken, badderen en nestelen. Die nieuwe nesten moeten dus ook binnen die afstand bereikbaar zijn”. Martin heeft inmiddels ook een ontwerp voor mobiele kwetterplekken gemaakt: grote bakken op wieltjes waarin struiken, voedsel en water makkelijk van de ene bouwplek naar de andere kunnen worden verplaatst.

 

Martin wijst op de artist impression de plekken van de nieuwe nestkasten aan. Om succesvol te zijn moet het groen op de voorgrond wel huismusproef worden gemaakt.

Mus is nieuwsgierig naar nieuw huis
Uit tussentijdse observaties blijkt dat vooral de mannetjesmussen al nieuwsgierig zijn naar de nieuwe nestlocaties. Martin ziet er regelmatig één bij de ingang van de neststenen zitten. Maar het eerste succes is afgelopen voorjaar geboekt met het speciale vogelhotel dat hij ontworpen heeft. Het staat in het duin voor de oude boulevard. Het hotel telt 18 mussenappartementjes met zitstok en erfschuttinkje. Die mannetjes willen elkaar namelijk niet zien als ze hun vrouwtjes verleiden. De kamers zijn nog niet allemaal bezet, maar het hotel is wel in trek bij de mussen.