Krooneenden in Meijendel
Adri Remeeus. Foto: Wim de Koning Gans
De krooneend, althans het mannetje, valt vooral op door zijn vosrode kop en knalrode snavel. In combinatie met de zwarte borst geeft dit hem iets gedistingeerds. Net als bij alle andere eendensoorten moet het vrouwtje zich tevreden stellen met een soberder verenpak.
De soort behoort tot de duikeenden, net als de algemenere kuifeend en tafeleend, waarmee hij verwant is. In tegenstelling tot die twee soorten, die van dierlijk voedsel leven (onder andere driehoeksmossels), is de krooneend vegetarisch. Hij is een voedselspecialist en leeft op een dieet van voornamelijk kranswieren.
Opkomst in West-Europa
Van oorsprong behoort de krooneend tot de avifauna van Centraal-Europa en Klein-Azië, grofweg van Turkije en Oekraïne tot aan Kazachstan. Geleidelijk breidde hij zijn areaal uit naar het midden en westen van Europa via de steppemeren van Hongarije en Oostenrijk. Na wat losse waarnemingen werd het eerste broedpaar in Nederland gesignaleerd in 1942 in de Vinkeveense Plassen.
De toename in Nederland zet door
In eerste instantie bleven de aantallen in ons land laag, want in het Hollands-Utrechts plassengebied werden rond 1975 nog slechts 40 tot 60 broedparen geturfd. Daarna daalden de aantallen zelfs weer tot ongeveer tien paartjes in 1990. Deze afname hield verband met veranderingen in het aanbod van waterplanten en dan vooral kranswieren.
In de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw was ons oppervlaktewater erg voedselrijk geworden, waardoor kranswieren en daarmee de krooneenden verdwenen. Dit is het lot van een pure voedselspecialist.
Vanaf begin jaren 90 leidde verbetering van de waterkwaliteit in verschillende gebieden tot terugkeer of uitbreiding van kranswiervegetaties. Daarmee namen bij de krooneend zowel de aantallen als het broedresultaat toe.
De krooneend verovert Meijendel
Na een aarzelende start aan het begin van deze eeuw, met maximaal één tot drie broedparen, nemen de aantallen krooneenden in Meijendel vooral vanaf 2007 spectaculair toe. Dat geldt zowel voor de broedvogels als voor de doortrekkers. De eerste piek in het aantal broedparen werd bereikt in 2011: er werden toen 33 broedparen geteld. Een lichte daling en stabilisatie volgde, maar in 2022 werden weer 37 paren geturfd, per saldo dus een stijgende trend.
De eerste jongen verschijnen jaarlijks halverwege juli, maar het is moeilijk een zuiver beeld te krijgen van de jongenproductie, want zij houden zich graag schuil in het riet. Overigens neemt in juli het aantal in Meijendel aanwezige krooneenden ook om andere redenen toe.
Rui en doortrek
Met de landelijke toename neemt het aantal krooneenden dat Meijendel gebruikt voor de zomerrui ook toe. De rui volstrekt zich van half juli tot half september. Tijdens die periode kunnen de aantallen op met riet omlijste duinmeren fors toenemen. Vaak zijn er dan 350 tot 400 aan te treffen.
Niet alleen krooneenden, maar alle eendensoorten ondergaan dan een volledige rui. De mannetjes verliezen tijdelijk de vosrode kleur van de kop. Alleen hun rode snavel onderscheidt ze dan nog van de vrouwtjes.
Maar wat nog belangrijker is: de slagpennen, nodig om te vliegen, worden tegelijk gewisseld. Ruiende eenden zijn tijdelijk vleugellam en dat maakt ze kwetsbaar. Tegen eind september zien de eenden er weer fraai uit in hun nieuwe verenpak. De mannetjes krooneenden kunnen met hun vosrode koppen weer naar de vrouwtjes pronken, op naar het volgende voorjaar!
Oorzaken toename in Meijendel
Eerder is al aangegeven dat de landelijke toename voortvloeit uit de verbetering van de waterkwaliteit. Maar verklaart dat ook de toename in Meijendel, of is er meer aan de hand? Wat in Meijendel ook een rol heeft gespeeld, is het schoonmaken begin deze eeuw van de duinmeren. Er had zich een dikke organisch verrijkte bodemlaag gevormd en dat had twee nadelige effecten.
Ten eerste filterde het water niet meer door de bodemlaag heen, waarmee de eerste zuivering van ons drinkwater haperde. Ten tweede verstikte de onderwater gelegen vegetatie. Na verwijdering van deze ‘sliblaag’, die soms een halve meter dik was, ontstond een prima groeiplaats voor kranswieren. Die gedijen vooral bij de inlaat van voorgezuiverd water uit een zijarm van de Maas. Daarnaast werden oevers natuurvriendelijk aangelegd, meer glooiend en dat bevorderde groei van riet en uitbreiding van al aanwezige rietkragen.
Ten slotte werden bij deze schoonmaakactie de grotere (roof)vissen weggevangen (en buiten de duinen weer uitgezet). Daardoor viel voor de krooneend een voedselconcurrent weg. Bovendien stijgt het broedsucces omdat minder jongen in de hongerige magen van snoeken verdwijnen.
Rust is belangrijk
Als de terrein- en voedselomstandigheden blijven zoals ze nu zijn, staat niets een stabiele en wellicht nog groeiende populatie krooneenden in de weg. Echter, ook rust is van belang. Het is belangrijk dat duinmeren gevrijwaard blijven van onrust door werkzaamheden en recreatie.