Koolmezen groeien als kool
Adri Remeeus – foto: Güzinkorucu, via Wikimedia Commons
Om deze vragen te kunnen beantwoorden is het eerst nodig wat meer te weten over de leefwijze van de koolmees. Deze soort behoort tot de meest bestudeerde in zijn verspreidingsgebied, dat vrijwel geheel Eurazië omvat, van het Verenigd Koninkrijk tot Japan.
De vraag gaat over het vroege voorjaar, als de winter bijna achter ons is.
Voorjaar – het opvetten
Dat is voor alle vogels een belangrijke tijd: de broedperiode komt er aan. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes moeten juist in de late winter flink eten om in een goede conditie te komen. Dominante koolmezen en vogels die gevoerd worden, zouden enig voordeel kunnen hebben, maar alle vogels weten wel hoe ze aan voedsel moeten komen.
Het is puur gericht op het optimaliseren van de lichamelijke conditie, want de broedtijd gaat veel van ze vergen. Ze zullen nooit teveel, maar zeker ook niet te weinig eten.
Het broedproces
Afhankelijk van de voorjaarstemperatuur begint in april de nestbouw en start het broedproces. Het is niet zo, zoals in de vraagstelling wordt verondersteld, dat het vrouwtje al eitjes draagt. Ze heeft wel de nodige eicellen aangemaakt in haar eierstok. De eischaal levert het calcium dat nodig is om het skelet te vormen. Als de eischaal groot genoeg is, wordt hij losgelaten door de eierstok om in de eileider, waar het mannetje tijdens de paring duizenden zaadcellen heeft achtergelaten, bevrucht te kunnen worden. Tenslotte vindt de definitieve vorming van de eischaal plaats en wordt het ei gelegd. Dit proces duurt ongeveer 20 uur.
Omdat het vrouwtje steeds nieuwe eicellen aanmaakt, hoeft zij dus nooit meer dan één ei te vormen. Een koolmeesvrouwtje legt dus per dag één ei; in totaal zes tot tien gemiddeld. De mees kan dat proces onderbreken bij koud en nat weer, wanneer minder voedsel voorhanden is. Slecht weer kan er ook toe leiden dat een voltooid legsel tijdelijk wordt verlaten.
Het belang van kalk
De vorming van de uiteindelijke eischaal is een precair proces. De schaal mag niet te dun zijn omdat het ei dan te vroeg kapot kan gaan. De schaal moet wel dun genoeg zijn zodat er zuurstof kan komen bij het embryo. Ook moet het jong de schaal uiteindelijk met zijn snavel open kunnen breken.
Overigens vormt kalkvorming in de schaal de laatste decennia een probleem. Dat komt door de toegenomen uitstoot van stikstof die er voor zorgt dat kalk verdwijnt, ‘uitloogt‘ uit de bodem. Daardoor verdwijnen kalkminnende plantensoorten – de meeste – en de daarvan afhankelijke organismen, zoals insecten.
Ook verdwijnen de bouwstoffen voor de vorming van eischalen en de ontwikkeling van botstructuren. Er zijn gevallen beschreven van kapot gebroede eieren en jonge koolmezen met onderontwikkelde poten en snavels.
Na het uitkomen van het ei
Na een broedtijd van zo’n 15 dagen komen de jongen uit. Dan moeten de oudervogels af en aan vliegen om hun groeiende kroost van voedsel te voorzien en zelf ook af en toe te eten. Veel tijd om te rusten hebben ze daarbij niet. Ook als de jongen zo’n 18 dagen later uitvliegen, blijven ze nog enkele weken afhankelijk van hun ouders. Uiteindelijk breekt de familieband en zoeken de jongen hun eigen weg.
Zomer – de stille tijd
Als de zomer in volle gang is, in juli, lijken de vogels te verdwijnen. Het is dan stil in de natuur. Op zich logisch. Het verenpak van de meeste vogels is door het vele vliegen op zoek naar voedsel behoorlijk gesleten. Ook hebben ze gewicht verloren. En zingen hoeft ook niet meer, want de broedterritoria, de leefgebiedjes in de broedtijd, zijn nu verlaten.
Hun verenpak wordt geheel vernieuwd, waarbij ze ook vleugelveren ruien. Ze zijn dus kwetsbaar en trekken zich terug om geen ongewenste aandacht van predatoren, ook mensen, honden en katten, te trekken.
Najaar – overvloed
Na de rui breekt tegen september een tijd van overvloed aan. Bessen en insecten zijn ruim voorhanden en de volgende cyclus van opvetten en broeden begint. Als ze de volgende broedperiode halen, want het gros van de koolmezen wordt niet ouder dan twee jaar. Het zou goed kunnen dat de koolmezen die uw nestkast betrekken, de jongen van het vorige jaar zijn.