Home » Immigranten in de stadsflora

Immigranten in de stadsflora

Door het Covid-19 virus zijn we genoodzaakt om deze zomer zoveel mogelijk thuis te blijven. Er wordt nu veel in de tuin en op het balkon gezeten, waar o.a. zingende vogels, zoemende bijen en fladderende vlinders waargenomen kunnen worden. Een (fiets)ommetje in onze stad is een mooie gelegenheid om de Haagse stadsflora tussen de tegels onder de loep te nemen.

Samenstelling: Marian Langeveld

 

Met het verschijnen in februari van de nieuwe Heukels’ Flora (de determinatiebijbel voor biologen) en in mei van Ton Denters’ Stadsflora van de Lage Landen is duidelijk geworden dat de samenstelling van de stedelijke flora in sneltreinvaart verandert. Het komen en gaan van plantensoorten is niet nieuw maar het tempo waarin dat gebeurt wel. Europa werd in het verleden vanuit een ver, verwant gematigd klimaatsgebied via de mediterrane en atlantische kusten veroverd. De plantensoorten raakten daar thuis en migreerden langzaam verder naar Nederland. Het gros van de huidige importsoorten verplaatst zich sprongsgewijs; een aantal maakt linea recta de overstap (o.a. met geïmporteerde kuipplanten mee).

 

Inburgeren
Het inburgeren gebeurt in eerste instantie veelal in of nabij bebouwing. Een deel van de aangeplante (botanische) sierplanten uit geveltuin, boomspiegel, groendak of openbaar groen maakt de gang naar de straat. Ze raken daar thuis, handhaven zich en breiden zich zelfstandig uit. Uit prairietuinen worden zeker vier soorten lampenpoetsergras buiten hun perkjes teruggevonden.
Onze drang naar onderhoudsvriendelijke tuinen met de nodige traag groeiende, al dan niet groenblijvende struikjes, vertaalt zich in een lange serie toegevoegde dwergmispels en bijvoorbeeld de alternatieven voor buxus: Japanse hulst en buxuskamperfoelie.
Er zijn in de lijst van nieuwe soorten ook verbanden te leggen naar onze tuinvijvercultuur, vogelvoercultuur, begraafplaatsen- (bloemen-op-het-graf) cultuur, bloemenweide- (berm) cultuur, bloemenakker- (braakliggende grond inzaai-) cultuur en zelfs onze afvalwatercultuur. In het laatste geval is de nieuwe cultuurvolger chia als voorbeeld te noemen. Dat is, zeker gedeeltelijk, een ‘toiletplant‘. Planten volgen je dus echt tot in het kleinste kamertje.
Langs zonnige, warme muurkanten bloeit een andersoortig nieuw plantencollectief op, waarin de stokroos de boventoon voert. Muurflora neemt een bijzondere positie in. Naast klassieke muurbiotopen (historische bouwwerken en grachtenmuren) bieden tegenwoordig ook jongere muurtypen (tuinmuren) een goed heenkomen voor o.a. varenhelmbloem.

 

Snoep en snackplanten in de stad
Snacken is misschien niet goed voor de gezondheid, maar wel leuk voor de stadsflora, ten minste als je noten en vruchten snoept. De tomaat op straat als bijproduct van ‘broodjes gezond’; appelbomen die opkomen uit weggeworpen klokhuizen is een bekend fenomeen. Maar er zijn nog veel meer voorbeelden van planten die dankzij ons snoepgedrag een geschikt plekje hebben weten te bemachtigen tussen de stoeptegels of in een plantsoen.
De laatste twintig jaar ontkiemt de vijgenboom op straat uit restjes weggegooide consump-tievijgen. Door de wereldwijde opwarming en hogere temperatuur in de stad wordt het voor deze warmteminnaar steeds makkelijker om hier te overleven.

 

 

Evolutie in de urban jungle
Voor een geslaagde immigratie zal de plant zich aan moeten passen aan de (verschillende en extreme) stadsmilieus. Dit gebeurt door evolutionele aanpassingen met een snelheid waar Charles Darwin niet van had durven dromen. Stadsplanten raken daardoor snel op stedelijke milieus ingespeeld. Een toename van nakomelingen van geïsoleerde populaties kan op den duur, net als bij de ‘stadsmerel’ (Turdus urbanicus) tot de vorming van nieuwe stadsplantensoorten leiden.

 

Ommetjes met oog voor Haagse stadsflora
Naast de Haagse scheiding tussen ‘zand en veen’ heeft de verscheidenheid van de wijze waarop we onze stad hebben ingericht, grote invloed op andere combinaties van plantensoorten. Er is dan ook een verschil waar te nemen tussen soorten in de historische centra (Den Haag, Scheveningen, Loosduinen en buurgemeenten) en de soorten in vooroorlogse wijken, Vinex-locaties, stadsparken en langs wegbermen.
Hoe heeft de stokroos zich vanuit het door de AVN ondersteunde project ‘Boomspiegels in Bezuidenhout’ verspreid? Zijn er door consumptie van vijgen op straat nakomelingen van deze planten tussen de straatstenen terug te vinden?
Welke planten vind je rondom plantenbakken op stadspleinen in verschillende stadsdelen terug?

 

Mocht u ‘vreemde planten’ tussen de straattegels herkennen, dan verneem ik graag welke soorten het zijn en waar ze zich bevinden