Huismus of ringmus
Adri Remeeus
Ook in januari 2022 was de huismus de meest getelde soort tijdens de landelijke tuinvogeltelling. Om de vraag te kunnen beantwoorden is het nodig in te gaan op aantalsontwikkeling, habitatkeuze – keuze van de woonplek – en uiterlijk van huis- en ringmus.
In 2015 telde de huismus 600.000 tot 1.000.000 broedparen. Na 1990, toen nog zo’n anderhalf miljoen paartjes werden geteld, nam het aantal sterk af. De trend is nog steeds dalend, maar vlakt gelukkig wel af.
Huismus
De huismus komt vooral voor in stedelijk gebied en heeft zich in zijn gedrag aangepast aan de mens. Binnen de steden houdt de huismus zich op rond oudere bebouwing in een groene, rommelige en voedselrijke omgeving. Vooral bruidssluier, liguster en klimop zijn aantrekkelijk, omdat die bij gevaar prima schuilplekken zijn. In veel steden komen slechts op een paar plekken kolonie(tje)s voor. Behalve geschikte broedplaatsen als nestkasten, ruimtes tussen dakpannen en andere holtes, moet er ook voldoende voedsel beschikbaar zijn in de vorm van insecten en (onkruid)zaden.
De huismus is weinig mobiel. Uit observaties van geringde huismussen in Groningen is gebleken dat volwassen vogels zich zelden verder dan een kilometer verplaatsen. Jonge vogels zijn wat ondernemender en beter in staat nieuwe gebieden te koloniseren, maar toch komen ook die zelden verder dan vijf kilometer van hun geboortegrond.
Ringmus
De ringmus is veel minder talrijk. Van de soort werden in 2015 tussen de 40.000 en 60.000 broedparen geteld. Hij neemt landelijk sterk af, een trend die nog steeds doorzet. De ringmus leeft vooral in landelijk gebied met ruigten, boerenerven, boomgaarden (met name hoogstamboomgaarden) en bosranden. Hij komt weinig voor in dorpen en steden, althans in Europa, en dan alleen nog aan de randen. In Azië, waar deze soort ook wijd verspreid is, komt hij juist vooral voor in steden. In Bangkok zie je tussen de bebouwing groepjes van ettelijke tientallen ringmussen; de huismus ontbreekt daar. Net als de huismus is de ringmus verzot op insecten en zaden.
Oorzaken van de achteruitgang
Van beide soorten worden jaar op jaar minder exemplaren geteld. Bij de huismus speelt vooral de achteruitgang van stedelijk privé-groen een grote rol. In betegelde tuinen hebben ze niets te zoeken. Verwijdering van heggen, rommelhoekjes, oude schuren en klimop kan de doodsteek betekenen voor lokale populaties. Renovaties en isolering van huizen en gebouwen pakken ook vaak negatief uit. Tenslotte zullen mussen zich in onaantrekkelijk aangelegde nieuwbouwwijken met weinig nestgelegenheid en voedselmogelijkheden niet vestigen.
Er is minder bekend over de oorzaak van de achteruitgang van de ringmus. Die afname begon in bossen en duinen. Ook de afnemende kwaliteit van het platteland speelt deze soort parten, zoals het verdwijnen van groene erven en overblijvende rommelige hoekjes.
Ringmussen hebben verschillende broedsels per jaar nodig om voldoende nageslacht te produceren. En dan nog overleeft slechts 5 tot 15 procent van de jongen. Wat opvalt bij de ringmus is het grote aandeel niet uitgekomen eieren. Er vindt onderzoek plaats om de oorzaak daarvan te achterhalen.
Verschillen in uiterlijk
De huismus komt grauw over, terwijl de ringmus er ‘levendiger’ uitziet.
Het huismus mannetje heeft een grijze kruin en wangen; de rug is bruin. Op de kin heeft hij een zwarte bef, die uitloopt tot over de lichtgrijze borst (dit zwart ontbreekt bij het vrouwtje).
Bij de ringmus is het uiterlijk van de geslachten gelijk. Deze soort heeft een warm-bruine kruin die scherp contrasteert met de helderwitte wangen waarin zich een zwarte vlek bevindt. Op de voorkant is het zwart beperkt tot de kin.
Huismus of ringmus
Als antwoord op de vraag: er mag van worden uitgegaan dat alle mussen in de stad huismussen zijn. De ringmus zal zijn plek niet innemen. Steden zijn oninteressant voor deze soort. Ook zijn daarvoor de aantallen te klein, maar aan de rand van steden kunnen ringmussen wel opduiken.
Verwarring kan optreden met de heggenmus die, ondanks zijn naam, niet tot de ‘echte’ mussen behoort. Zijn voorkeur voor heggen, rommelige hoekjes en losse bomen (waarin hij graag zijn parelende zang laat horen) kunnen hem bij oppervlakkig waarnemen ten onrechte het label (huis)mus bezorgen. Kijkt u maar naar de foto’s, dan ziet u dat de kans op verwarring toch niet echt groot is.