Groene hoogbouw, succes of mislukking ?
De jaren van grote stadsuitbreiding in de polder zijn voorbij. De Vinexwijken naderen hun voltooiing en om de nieuwe bevolkingsaanwas een eigen plek en voordeur te gunnen, zullen we anders moeten bouwen. “Dat kan de lucht in”, laat stadsstedenbouwkundige Eric Pasveer weten tijdens twee brainstormsessies met gemeenteraadsleden, deskundigen en belangstellenden. “Het is de bedoeling dat we Haagse kwaliteit gaan bouwen met een hoge bewoningsdichtheid per vierkante kilometer.” In zijn betoog houdt hij een stevige slag om de arm. Er ligt nog niks vast en men is ideeën aan het verzamelen.Voor de nieuwe hoogbouwvisie, wel te verstaan, want er is behoefte aan duidelijke kaders. Dat de hoogste dichtheid niet altijd in hoogbouw gezocht hoeft te worden, blijkt tijdens de discussie. We hebben al een voorbeeld in de stad waar gevarieerd verdicht is. De bouwblokken van het Couperusduin (Burgemeester Patijnlaan) geven zowel ruimte aan veel woningen per km2 als aan veel groen.
Eyeline & Skyline
Maar je kunt Den Haag niet volzetten met dezelfde bouwblokken is het devies van de discussie. Daarom graag ook mogelijkheden voor architectonisch verantwoorde wolkenkrabbers op plaatsen waar dat kan en mag. Den Haag heeft inmiddels de keus gemaakt om hoog te bouwen bij stations en knooppunten van openbaar vervoer. Voor bewoners die het zonder auto kunnen stellen, want de ruimte voor parkeren wordt zeer beperkt. Wonen in een toren is bij uitstek geschikt voor starters, stellen en eenpersoonshuishoudens. Voor gezinnen is het niet ideaal om op twintig hoog te wonen. Ook al is het uitzicht daar prachtig. “Haagse hoogbouw moet kwaliteit krijgen. Speciale aandacht gaat uit naar de plint, de onderste twee lagen van de bebouwing, want daar moet de leefbaarheid op straat goed zijn. Een levendig straatbeeld met veel activiteiten in de plint is daarom de nieuwe uitdaging. Vandaar dat is gekozen om de visie ‘Eyeline & Skyline’ te noemen”, legt Pasveer uit. “Gezien de hoogte van de bebouwing en de bijbehorende schaduwwerking wordt het overigens nog een hele toer om ook voldoende zonneterrasjes te kunnen maken”.
Groen op grote hoogte
Tijdens de presentaties kwamen ook voorbeelden van vergroening in hoogbouw langs. Unieke projecten met balkontuinen op 15 hoog waar het groen weelderig over de ballustrade hangt. Die bouwprojecten zijn gerealiseerd in Milaan en Singapore. De plaatjes oogsten bewonering, maar de groendeskundigen in de zaal waarschuwen direct voor Utopia. Dit zijn hele dure voorbeelden die aan de winderige Haagse kust geen lang bestaan toebedeeld zullen zijn. Ook daarvan hebben we een voorbeeld voorhanden. Kijk naar het Internationaal Strafhof aan de Oude Waalsdorperweg. Een zogenaamde groene gevel waar al drie jaar lang de klimop (Hedera helix) een zeer armoedig bestaan lijdt. Aan de landzijde schroeit de zon deze schaduwplant kaal en aan de zeezijde schuurt de wind de planten kort. Bovendien hebben de klimmers in hun beperkte plantenbakken duidelijk last van droogte en vermoedelijk ook van verzilting. Overigens heeft klimop een ruwe achtergrond nodig om zich te kunnen hechten. Klimatologisch heeft de plant op deze hoogte moeite met zo’n klimrek.
Verbinden met natuur rondom
Vanuit de AVN lieten we nog een ander kritisch geluid horen. Vertikaal groen op grote (of minder grote) hoogte zal weinig bijdragen aan het ecologische systeem van het landschap rondom. Zolang we geen systeemtuinen maken waar ruimte is voor meerdere levensvormen dan planten alleen, ontstaan er geen ecologische stapstenen. Daarom is het belangrijk dat de focus gelegd wordt op de aanleg van daktuinen op plinthoogte met aansluiting op de groene omgeving rondom. Een soort slingertuin op diverse niveau’s met toevoeging van waterstromen en bloeiende planten en heesters. Daarbij zou niet alleen het bouwobject betrokken moeten worden, maar een veel groter deel van de leefomgeving.
Uitdaging voor het beheer
Hoe zulke creatieve combinatietuinen beheerd moeten gaan worden, is de volgende uitdaging want er zal een combinatie moeten komen van beheer op particulier terrein en beheer van de openbare ruimte. Traditioneel zit daar een groot probleem in de uitvoering. Kijk maar naar het verschil in groenbeheer bij bouwblokken van woningcorporaties en aangrenzende wijkparken. De oplossing zou hier gevonden moeten worden in projectbeheer met specifieke afspraken.
Afspraken duurzaam vastleggen
Om ervoor te zorgen dat zo’n groene aanleg in en om de bebouwing duurzaam kan standhouden, zou een afspraak in het bestemmingplan moeten worden gemaakt. Gebouwen met een groene aanleg zouden een eigen dubbelbestemming moeten krijgen. Zoiets als een juridisch stempel ‘natuurinclusief’ zodat de overheid kan afdwingen dat de groenaanleg in stand blijft en goed onderhouden wordt. Zo’n juridisch kader is niet nieuw binnen de bestemmingsplannen. Voor bouwkundige zaken als behoud monumenten bestaat er ook zo’n regeling.
De eerste stappen voor groene aanleg in bebouwde omgeving zijn gezet. We moeten nu toeleven naar een ecologische kwaliteit zodat groene gebouwen niet alleen groene gordijnen worden, maar ook levende ecosystemen. Om dat te bereiken zullen specialisten nodig zijn met ervaring in de aanleg. Voor de AVN een uitdaging om mee te denken.