Een wand van zand vol duinbewoners
Eric Wisse
Vlinders zijn misschien wel de meest geliefde onder hen. Opvallende insecten met een mooie verschijningsvorm. Maar goudwespen zijn ook waanzinnig mooi. Het probleem met insecten is: ze zijn zo klein. En ze vliegen soms nog weg ook. Ondertussen wijzen diverse onderzoeken ons op de dramatische afname van vliegende insecten. Een extra reden deze onmisbare prachtbeestjes voor het voetlicht te blijven brengen.
Steilwandjes
In het duingebied bevinden zich op bepaalde plekken zogenoemde steilwandjes. Net onder de rand waar planten de grond nog stevig vasthouden gaat het zand recht omlaag. Als je goed kijkt tref je daar allemaal kleine gaatjes in aan. Deze plekken blijken stuk voor stuk – zeker als ze lekker in de zon liggen – een vijfsterren-insectenhotel. Zandbijen, graafwespen, rupsendoders, je treft ze er allemaal. Hier stellen ze hun nageslacht veilig. Onder hen ook unieke, zeldzame soorten, zoals het zilveren fluitje.
Overigens hebben niet alleen insecten baat bij deze plekken, ook zandhagedissen gebruiken zuidhellingen om er hun eieren uit te laten broeden door de zon, begraven op een uitgekiende plek in het zand.
Een probleem in onze veel betreden duinen is wel dat de geboortepiek van deze hagedissen half augustus valt, waardoor deze eieren extra bedreigd worden: juist in de zomer komen recreanten nogal eens buiten de paden. Op die steilwandjes kun je namelijk vaak lekker zitten. Met je voeten op de eieren… Een andere bedreiging zijn loslopende honden. Door het uitgraven van zo’n wand wordt in één klap een insectenhotel vernietigd, waarin vele soorten hun nesten hadden gemaakt.
Naast de soorten in de steilwandjes zijn er ook soorten die hun holletjes juist in de grond maken. Neem de harkwesp, die zijn jong zelfs blijft voeden. Bij het graven met zijn graafpoten werpt hij het zand soms wel 5 centimeter de lucht in. Steeds sluit hij het hol weer af als hij gaat jagen. Naarmate het jong groeit, groeit ook de maat van de prooien.
Vaak treffen we tijdens zonnige duinexcursies ook de bewoners van het hotel aan. Altijd weer is het fascinerend te zien dat er in feite een heel dorp is ontstaan. Herhaaldelijk zag ik een spinnendoder slepen met een prooi, met eindeloos geduld, net zolang tot hij in een van de gaatjes verdween. Je kunt er met wat oplettendheid insecten met een prachtig rood of blauw achterlijf hun plek zien verdedigen. Het is bijzonder van deelnemers te horen dat ze na een rondleiding toch heel anders naar het gebied zijn gaan kijken.
Buiten de paden
Vooral de laatste jaren is in het Westduinpark merkbaar dat steeds meer mensen buiten de paden gaan, ook met loslopende honden. Dat heeft een negatief effect op de broedvogelstand. Niet alle vogels broeden hoog in de bomen, ook in de struiken en op de grond zijn nesten. Schuwe vogels als de houtsnip zoeken er voedsel vanwege de bescherming van struikgewas.
Tijdens de vogeltrek foerageren grote groepen kramsvogels en koperwieken in het duinstruweel. Die hebben bessen nodig voor de reis. Als ze daarbij worden verstoord missen ze niet alleen hun rust en voedsel, maar kost het hen ook extra energie. Naast het gevaar van een vergraven insectenhotel kunnen honden ook konijnen, eekhoorns en egels verstoren. Een confrontatie met de runderen loopt ook niet altijd goed af.
In deze coronatijd merk je dat veel mensen behoefte hebben aan groene buitenruimte. Het is positief te merken hoe steeds meer mensen daarbij nieuwe ontdekkingen doen, uit nieuwsgierigheid en bewondering. Laten we ons als gast gedragen in dat kleine deel dat nog over is van de Haagse duinen, nadat een groot deel al door ons is ontgonnen en voor onze behoeften is gereserveerd. Want elk organisme heeft er zijn plek in het geheel.