De Vijgenboom
door Jaap van Loenen
Het was een leuk idee om te proberen de vijgenboom ook in noordelijke landen een plaatsje te geven. Dat lukte want hij laat zich gemakkelijk stekken en de boompjes dragen nog vruchten ook. ‘Vruchten’ tussen aanhalingstekens, want de eigenlijke vrucht is natuurlijk het zaadje en dat mist bij de Noord-Europese vijg. Een zaadloze vrucht wordt parthenocarp genoemd (maagdelijke vrucht). Je vindt die ook terug bij bijvoorbeeld het pitloze mandarijntje dat met opzet zo is gekweekt. De bloeiwijze en vruchtvorming van de vijgenboom is overigens heel bijzonder.
Zonder bloemen geen vruchten
Er bestaan een paar honderd ficussoorten. Die komen als struik èn als boom voor. Ze zijn te vinden in subtropische en tropische gebieden. De Ficus carica is vooral belangrijk om zijn lekkere en voedzame vruchten. Hij vormt een wijd vertakte struik of een kleine, enigszins overhellende boom. De schors is metaalgrijs. Vijgenbladeren zijn dik, leerachtig en kunnen tot 25 bij 30 cm groot worden. De bovenzijde is donkergroen en behaard. De onderzijde is eveneens behaard maar vertoont duidelijk een witte handvormige nerfstructuur.
Kenmerkend bij het blad zijn de drie of vijf lobben waarvan de middelste de grootste is. De bladvoet is hartvormig en de steel tot 10 cm lang.
Zonder bloemen geen vruchten. Dat is bekend maar aan een vijgenboom heeft nog nooit iemand een bloem gezien en toch zijn er vruchten. Die bloemen zijn er natuurlijk wel. Heel veel zelfs, ze zitten alleen verborgen. Wat wij aan de buitenkant voor een vijgenvrucht aanzien is in feite de onderkant van de bloembodem die tot een peervormpje is vergroeid. In de zo ontstane, bijna geheel gesloten ruimte bevindt zich een groot aantal kleine bloempjes. De mannelijke bloemen zitten vlakbij de piepkleine opening aan de onderzijde. De vrouwelijke binnenin en dichter bij het steeltje.
Symbiose met de vijgenwesp
Voor de bestuiving zorgt een heel klein wespje, de gewone vijgenwesp (Blastophaga psenes). Die is zo klein dat ze door het oog van een naald kan kruipen. Vijgenwesp en vijgenboom leven met elkaar in symbiose en zorgen op een ingewikkelde manier voor elkaars bevruchting en vermeerdering.
De vrouwelijke wesp is tevoorschijn gekomen uit de vrucht van een naburige vijgenboom en heeft daarvan stuifmeel meegenomen. Haar enige taak in een heel kort leven is een plekje te vinden om haar eitjes te leggen. Daarvoor zoekt ze in het binnenste van de vijg bloempjes met stijlen die kort genoeg zijn om daar met haar legboor het vruchtbeginsel te bereiken. Tijdens dat zoeken kruipt ze langs stempels van veel bloemen waarop ze stuifmeel achterlaat. Heeft ze de juiste bloemen gevonden, dan legt ze eitjes in de vruchtbeginsels die dan een soort galletje vormen. Hiermee is haar levenstaak ten einde en sterft ze.
Een mannelijke wesp knaagt in de gal een gaatje waar doorheen hij het eitje kan bevruchten. Later komt hij terug om het gaatje groter te maken om de nieuwe wesp door te laten. Als dat een vrouwtje is, vliegt ze met het verzameld stuifmeel naar een andere vijgenboom om daar haar taak te vervullen. De vruchtbeginsels van de andere bloempjes groeien uit tot vruchtvlees met daarin de zaadjes. In Noord-Europa kan de vijgenwesp echter niet overleven. Om die reden dragen de ‘vruchten’ hier geen zaad.
Alice in Wonderland
Omdat alles zo klein is, kun je je er nauwelijks een voorstelling van maken en dat prikkelt de fantasie. In het sprookje ‘Alice in Wonderland’ vindt de dan heel klein geworden Alice bij een deurtje een stapeltje gebroken vleugeltjes en voelsprietjes. Dit verwijst naar de meerdere wespen die de vijg zijn binnengegaan om de vele bloemen te bevruchten. De ingang is zo klein, dat ze vleugels en voelsprieten moesten achterlaten om er door te kunnen. Ze hadden die ook niet meer nodig want het werd een enkele reis!