De Japanse parasol-den (Sciadopitys verticillata)
Het zou voor de hand liggen dat import van bomen uit Japan van vrij recente datum is. Niets is echter minder waar, want reeds in de 17e eeuw was daar sprake van. Toen al voeren onze handelsschepen op en neer naar het verre oosten en zagen de opvarenden kans contacten te leggen. Een opmerkelijke prestatie gezien de enorme verschillen in taal en cultuur. Verder was er de gevaarlijke reis en de gigantische afstand die moest worden afgelegd om Kaap De Goede Hoop en langs het toenmalige Batavia in Indonesië. Nochtans zag men daar kans toe en met die reizen zijn bijvoorbeeld ook de rhododendron-zaden meegebracht.
Kransspar
De parasol-den wordt ook wel kransspar genoemd. Het is zo’n mooi boompje dat je er als coniferenliefhebber helemaal blij van wordt. Het is een langzame groeier, maar als hij de tijd krijgt kan het een flinke boom van wel 20 meter worden. De mooie vorm blijft daarbij behouden, slank piramidaal en een kaarsrechte stam waaraan de tweede naam ‘verticillata’ werd ontleend. Op afstand heeft hij iets weg van de zee-den althans wat betreft de naalden. Die 7 tot 12 cm lange naalden staan met 10 tot 30 stuks solitair in een schuine krans rond de twijgen en lijken daardoor wat op parasolletjes. Bij dennen vormen de naalden altijd clusters van 2, 3 of 5 bijeen. De Sciadopitys heeft kleine schubvormige blaadjes die aan het eind van de twijg rondom opgehoopt zitten. Die blaadjes worden maar 7 mm groot en vallen nauwelijks op. In de okseltjes daarvan ontstaan spruiten die tot lange sprieten uitgroeien. Dat zijn geen echte naalden maar worden dubbelnaalden genoemd. De boom is éénhuizig waarbij de mannelijke bloemen dicht opeen aan het eind van de twijgen zitten. Zoals bij alle windbestuivers produceren ze veel stuifmeel. De vrouwelijke bloemvormen zijn eindstandig, alleenstaand en omgeven door een krans van dubbelnaalden. De kegeltjes hebben twee jaar nodig om te rijpen. Ze lijken dan enigszins op die van sommige dennen maar zijn meer leerachtig.
Geen familie
De Japanse parasol-den kent geen familie in ons huidige plantensysteem. Dat is niet zo verwonderlijk want hij hoort thuis in een veel vroeger geologisch tijdperk. Gevonden fossielen zijn gedateerd op 260 miljoen jaar oud. Maar de soort heeft de tijd overleefd. De boom werd in 1775 (her)ontdekt door de Zweedse botanicus Thunberg die hem in een moeilijk toegankelijk berggebied van Honshu (Japan) aantrof. En dit is de enige plek op aarde waar hij nu nog in het wild voorkomt.
Thunberg rangschikte hem onder de Taxaceae, later werd hij door Von Siebold bij de Pinaceae ingedeeld, waartoe hij tot voor kort nog werd gerekend. Dit bleek echter ook niet te voldoen en recent werd besloten om de boomsoort in een eigen familie de Sciadopityaceae onder te brengen waar hij als enige lid van is.
Naar Europa gebracht
Een paar bijzonderheden zijn nog dat deze wellicht oudste boom van de wereld rond 1850 naar de botanische tuin in het toenmalige Buitenzorg (tegenwoordig Bogor) werd gebracht. In 1853 kwamen de eerste planten in Engeland en in 1861 volgden de zaden. Vandaaruit werd geheel Noord Europa bediend met deze bijzondere boomsoort. Desondanks is de Sciadopitys nog steeds erg zeldzaam bij ons. Je zult hem in het wild zeker niet aantreffen al was het alleen al omdat hij nog al wat eisen stelt aan zijn standplaats. Zo schrijft P. den Ouden in zijn boek: “Coniferen, Ephedra en Ginkgo” dat in 1949 uitkwam, dat de plant in Boskoop heel moeilijk was te kweken. Gelukkig is hij thans in diverse bomentuinen en ook in sommige parken te bewonderen. Op een boom die zo’n lange geschiedenis heeft, moet je trots zijn en zuinig. Bovendien kun je je nauwelijks een mooiere conifeer voorstellen.
Waar te zien
Het boompje van de foto staat in het arboretumplantsoen van de Haagse Ridderlaan. Er staan daar veel interessante bomen. Zeker de moeite waard eens te gaan kijken