Home » De duindoorn, Een ideale struik voor de duinen

De duindoorn, Een ideale struik voor de duinen

De duindoorn (Hippophae rhamnoides) wortelt zowel horizontaal als verticaal en dat laatste soms wel meer dan een meter diep. Daarmee houdt hij het losse duinzand vast. Hij kan goed tegen de zouthoudende wind uit zee en is bestand tegen langdurige droogte. Eigenschappen die deze bijzondere struik zeer waardevol maken als begroeiing van onze duinen. Voor zover bekend heeft hij zich daar ooit zelfstandig gevestigd, maar het grootste deel van het areaal in de duinen is gewoon aangeplant.

De duindoorn komt ook voor in Centraal-Azië en groeit in het wild in China. In Tibet en India zijn er hele plantages van en zelfs in Australië is de struik te vinden.

Eigen familie
De duindoorn behoort tot een kleine familie, de Eleagnaceae of wel duindoornachtigen, waartoe ook de olijfwilg wordt gerekend. De botanische naam van de hier voorkomende struik is Hippophae rhamnoides. Het eerste deel van de naam verwijst naar paard (Grieks: hippos) en phao is een afleiding van phainein hetgeen ‘schitteren’ betekent. In de Oudheid werden paarden gevoerd met jonge duindoorntwijgen waardoor zij een glanzende vacht kregen. De naam rhamnoides is afgeleid van rhamnus (doorn). In dit geval de wegedoorn waaraan de plant ook verwant is.

Nuttige bessen

Overigens over de bessen niets dan goeds. Ze bevatten veel vitamine C en E en worden onder meer gebruikt om jam van te maken. Uit de zaden kan olie geperst worden die in de geneeskunde gebruikt wordt als middel tegen stralingsschade en zonnebrand.
Helaas is het oogsten van de bessen een lastige aangelegenheid. Ze zijn omgeven door veel gemene scherpe doorns. Uitschudden werkt ook haast niet en om bessen op grotere schaal te oogsten moet je eigenlijk de hele plant vernielen. Dit is uiteraard geen oplossing en het plukken zal dan ook wel een moeilijk handwerk blijven, waarbij veel geduld vereist is.

Vogels en vlinders

Vogels hebben daar minder moeite mee en doen zich graag tegoed aan de bessen. Vooral bij spreeuwen, kramsvogels en lijsters zijn de bessen zeer geliefd. Ze worden er soms zelfs dronken van. Bessen waar een nachtvorstje overheen is geweest gaan na het ontdooien gisten. Daarbij komt alcohol vrij. Als de vogels die bessen hebben gegeten, hebben ze niet meer alles onder controle. Vliegen is lastig en ze dwarrelen vaak halsoverkop naar de grond, waar ze enigszins versuft blijven zitten. Naast zijn nut voor vogels is de duindoorn tevens een waardplant voor een groot aantal vlindersoorten. Dat betekent dat die voor ei-afzetting en voedsel met de plant zijn verbonden en er zelfs van afhankelijk zijn. Daarmee vervult de duindoorn dus een belangrijke plaats in het ecosysteem van onze duinen.

Kenmerken
De duindoorn is een niet al te grote tweehuizige struik. Dat houdt in dat er aparte mannelijke en vrouwelijke planten zijn. De bloemetjes bloeien voordat de bladeren verschijnen. Ze zijn klein en groenig van kleur waardoor ze bijna niet opvallen. De kleine blaadjes zijn langwerpig, gaafrandig en stevig en hebben een kort steeltje. Van boven zijn ze grijsgroen van kleur, de onderzijde is viltig. De takken hebben flinke doorns en zijn overdekt met zilverkleurige schubjes, die later donkerbruin worden. De stammetjes zijn grijs en gegroefd. In de zomer verschijnen aan de vrouwelijke plant de bessen. Deze zijn aanvankelijk groenig geel en kleuren langzaam bij. Vaak zijn ze in de herfst pas helder oranje. De vogels zorgen voor verspreiding van het zaad.

Stikstof
Evenals de berk en de zwarte els leeft de duindoorn in symbiose met de zogenaamde Frankia-bacterie. In samenwerking met deze bacterie worden bij de wortels knolletjes gevormd waarin uit de lucht gehaalde stikstof wordt opgeslagen. Stikstof, een levensbehoefte voor planten, is in arme grond niet aanwezig en zo kan de boom/struik zich daarin toch handhaven. Op zijn beurt voorziet de plant de bacterie van de benodigde suikers en zetmeel. Niet alle stikstof wordt door de plant gebruikt en een gedeelte zorgt voor verrijking van de grond. Vaak zie je dan ook stikstof minnende planten zoals brandnetels vrijwel spontaan in de omgeving verschijnen.

Pionier
De aanwezigheid van de bacterie maakt het de duindoorn dus mogelijk als pionier op te treden. In een gebied waar verder nog niets groeit, kan hij zich dan gewoon vestigen. Dit betekent echter ook dat als die bacterie helemaal niet aanwezig is, het zaad daar niet kan ontkiemen. Gelukkig is de plant bij verspreiding niet alleen van zaad afhankelijk. Uit de wijd uitreikende wortels ontstaan scheuten, die ook nieuwe planten kunnen vormen.

Geen lang leven
Zoals vaak bij pionierplanten het geval is, leeft ook de duindoorn niet erg lang. Meestal haalt hij maar net de 15 jaar. Hij heeft dan wel de grond geschikt gemaakt voor andere struiken zoals de liguster, de wegedoorn, de kardinaalsmuts en de duinroos. Die nemen dan zijn plaats in.
Later volgen ook bomen zoals zomereik, populier en meidoorn inclusief de nodige ondergroei. De duindoorn heeft als het ware hun bedje gespreid.