Home » Cotoneaster ofwel Dwergmispel

Cotoneaster ofwel Dwergmispel

Er is de laatste tijd nogal wat ophef over het verstenen van tuinen. Niet alleen natuurliefhebbers en -kenners vinden dat geen goed idee, inmiddels is genoegzaam bekend dat het verstenen ook voor de stad zelf slecht is vanwege de slechtere waterafvoer.

Jaap van Loenen

 

Natuur en milieu zijn kwetsbaar en daar moet uiterst voorzichtig mee worden omgegaan. Elke verandering die wij daarin teweegbrengen heeft gevolgen. Zo werd enige jaren geleden ineens veel struikgewas uit de Haagse plantsoenen verwijderd. Dat gold ook voor het talud van de Koningin Emmakade. Het directe gevolg is dat er geen broedende koolmezen meer in vogelhuisjes in de buurt zijn. Geen struiken, geen insecten, geen vogels.

 

Verdwenen struiken
Bij de verdwenen struiken zijn mooie en ook vrij zeldzame soorten. Een bijzondere is de Cotoneaster of dwergmispel. Bijzonder, want hij werd opgenomen in het bekende boek: ‘Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen’ terwijl hij hier niet oorspronkelijk thuis hoort. Een voorbeeld van een voormalige exoot die tot inheemse soort verheven wordt. Niet iedereen is het hier helemaal mee eens: drie soorten staan wel weer op een lijst van in de gaten te houden exoten, omdat ze zich te makkelijk in kwetsbare gebieden als de duinen verspreiden.

Een tijdlang werd de struik vaak toegepast als heg ter afscheiding en ook wel als decoratieve tuinplant. De laatste jaren is hij echter in onbruik geraakt.

 

Cotoneaster
Het geslacht Cotoneaster maakt deel uit van de familie Rosaceae, een grote familie waartoe o.a. de appel, de kers, maar ook de lijsterbes behoren. Het geslacht bestaat uit zo’n 90 soorten. Meestal hebben die de struikvorm maar een enkele keer kan er wel eens een uitgroeien tot een boom van tot wel vijftien meter.

Er zijn bladverliezende, maar ook wintergroene soorten bij. Het verspreidingsgebied omvat de gematigde streken van Europa, Noord-Afrika en Azië, met als belangrijkste de Himalaya en Zuidwest-China. Bij ons is overigens alleen de struikvorm aanwezig.

 

Eigenschappen
De blaadjes zitten verspreid aan de twijgen. Ze zijn enkelvoudig, hebben een gladde rand, een kort steeltje en zijn voorzien van kleine steunblaadjes. In tegenstelling tot de verwante vuurdoorn (Pyracantha) heeft de Cotoneaster geen doorns. Vrijwel alle plantdelen zijn overigens een beetje giftig; met name ook de appelvormige vruchtjes. De bloempjes staan solitair of in groepjes bij elkaar. Soms vormen ze schermen. Van de vijf kelkblaadjes zijn altijd nog restanten terug te vinden op de vrucht. De bloemblaadjes verschillen per soort nogal van kleur. Ze zijn soms wit, ook wel crème, violet, roze of rood.

De plant is tweeslachtig. Opvallend is het grote aantal meeldraden, tien tot twintig. Een enkele keer zelfs tweeëntwintig. De bloem heeft een of twee, soms echter ook wel vijf vruchtbeginsels. De vijf tot twaalf millimeter grote, appelvormige vruchten zijn rood tot roodbruin, soms ook oranje tot zwart. Ze bevatten één zaadje. Voor de verspreiding daarvan zorgen vogels, voor wie de vruchten kennelijk niet giftig zijn.

Toepassing
De Cotoneaster stelt weinig eisen aan de bodem en kan zelfs wel wat schaduw hebben. Dat maakt hem goed bruikbaar als sierplant in plantsoenen en tuinen, zelfs wel als straatbeplanting.

Of, om dicht bij huis te blijven, de struiken zouden prima geschikt zijn voor de taluds van de Koningin Emmakade en de Waldeck Pyrmontkade.
Wellicht komen de broedende vogels dan weer terug.