Home » Bosmieren in Ockenrode

Bosmieren in Ockenrode

Wie wel eens in de duinbossen tussen Loosduinen en Monster wandelt, zal het direct opvallen. Het wemelt in deze bossen van de rode bosmier, nog specifieker: de harige rode bosmier (Formica rufa). Dit kolonie-insect heeft zich aan deze kant van de duinen sinds de jaren zestig explosief vermeerderd.

Door: Aletta de Ruiter, m.m.v. Bram Mabelis

 

Halverwege november gaan rode bosmieren echter ondergronds en in winterrust. Tot de eerste weken van maart blijven hun nesten er verlaten bijliggen. De overwinteraars zitten op ca 1 tot 2 meter diepte en zijn door de koude volledig verstard. In die hoedanigheid zijn ze een makkelijke prooi voor de groene specht die met zijn puntige, sterke snavel zo’n nest makkelijk tot een meter diep omspit en met zijn lange tong de mieren haastig oplikt. In de bossen van Ockenrode en omgeving treffen we in de winter dan ook vaak een flinke chaos aan bij de grote mierenhopen. Met vijf territoria op 30 ha bos is de groene specht er zeer goed vertegenwoordigd.

Mierenhoop in het prille voorjaar

Opwarmen
Toch komt er elk voorjaar weer leven in de brouwerij bij de mieren. De overlevers benutten de eerste zonnestralen om energie op te doen en zodra de zon enige kracht krijgt, zie je de dorre hopen veranderen in een glanzende, krioelende massa. Het zijn de werksters die boven komen om warmte op te nemen en eenmaal opgewarmd het nest weer ingaan om de warmte af te geven aan koningin en broed. Die warmtewisselaar kan dagen aanhouden totdat de temperatuur in het nest is opgelopen tot 27 à 30 graden. Het mechanisme van het gehele volk draait nu weer soepel en de zomertaak van voedsel halen en voortplanting kan van start.

 

Oorlog voeren
Is het credo in de gehele natuur al: “Eten en gegeten worden”, bij de bosmieren komt daar nog een strijdkreet bij: “Gij zult oorlog voeren”. Die strijd wordt gevoerd met de legers van buurnesten. Allereerst is de oorlog een concurrentiestrijd om extern voedsel, maar de oorlogen dienen ook puur als kannibalisme. De gedode soortgenoot uit een ander nest wordt als voedselbuit het eigen nest binnengesleept en daar door gespecialiseerde werksters leeggegeten. Op hun beurt geven die het eiwitrijke voedsel weer door aan koningin en larven. Het dagelijks aantal oorlogsslachtoffers per mierennest kan oplopen van 5.000 tot 25.000. Op warme dagen wordt er meer gestreden dan op koude. De mieren herkennen de eigen nestgenoten aan de geur. Slechts in het geval dat er kort tevoren een dochternest naast het hoofdnest is gevestigd, kan er een harmonieuze samenwerking met uitwisseling van werksters ontstaan. Maar zodra de inwoners van de verschillende nesten van elkaar vervreemden, breekt de strijd weer los.

 

Een dode wesp wordt afgevoerd naar het mierennest

Voedsel
Eten vergaren is de belangrijkste activiteit in een mierenleven. Het zijn deels echte carnivoren die eiwitafhankelijk zijn. Tijdens de dagelijkse strooptochten van de volken wordt de gehele bosbodem afgestruind op de aanwezigheid van andere bodemdieren. Wormen, torren, spinnen, haften, luizen, alles is eetbaar. Met de hoeveelheid mierenvolken die in Ockenrode aanwezig is, mag het een wonder heten dat de bosbodem niet helemaal is ontdaan van bodeminsecten. Maar als we een schep bladstrooisel onderzoeken, komen we alle soorten insecten toch wel tegen, zij het in magere aantallen. De mieren hebben zeker grote invloed op de kwantiteit van het totale insectenleven.
Maar los van de eiwitprooien boren de mieren nog een andere bron van voedsel aan waarbij minder agressiviteit nodig is. Ze melken bladluizen. Door met voelsprieten en voorpoten het achterlijf van bladluizen te kietelen, scheiden deze een kleverige substantie uit die honingdauw wordt genoemd. Dat doen de luizen (in mindere mate) ook zonder de stimulans van de mieren en dan zorgt die honingdauw voor verwelking van de plant. Nu mieren dit koolhydraatrijke vocht meenemen als voedsel blijft de plant langer gezond. In dit geval is er dus sprake van een symbiotische samenwerking. Maar het is wel een vorm van wrede slavernij, want zodra de luis geen honingdauw produceert, neemt de mier een hap en doodt de luis.

 

Luizen melken om de zoete honingdauw te bemachtigen

Leeftijd
Bosmieren leven betrekkelijk lang, maar lang niet allemaal even lang. Als de werksters niet sneuvelen in de strijd met de buurmieren dan kunnen ze twee tot vier jaar oud worden. Koninginnen kunnen een leeftijd van 15 jaar bereiken, maar dat geldt dan alleen voor de moederkoningin. De jonge koninginnen die uitvliegen om een eigen volk te starten, lopen grote risico’s om tijdens hun bruidsvlucht door vogels opgegeten te worden. Hebben ze het geluk om, bevrucht en al, weer op de grond te landen om een nieuw nest te stichten, dan vallen ze vaak ten prooi aan predatie door de eigen soort. De behaarde rode bosmier duldt maar één koningin in het nest, bij andere rode bosmiersoorten treffen we vaak wel meerdere koninginnen per nest. Mannetjes leven het kortst van allemaal. Ze zijn alleen geschikt voor de bevruchting en worden na de bruidsvlucht nutteloos. Ze leven hooguit enkele weken.

 

Picknick
“Vroeger picknickten we op de hei”, weet de kleinzoon van de voormalig bewoonster van Ockenrode zich nog te herinneren. Daar kunnen we nu alleen nog maar van dromen. Zodra je op een warme dag een poosje stilstaat in bos of hei, dan kruipen legers bosmieren je bij de benen omhoog. “Altijd je broekspijpen in de sokken stoppen” is zomerdag het devies, om te voorkomen dat de mieren tot aan je liezen omhoog kruipen en daar flink om zich heen gaan bijten.