Home » Boomklever en boomkruiper

Boomklever en boomkruiper

De namen van deze vogelsoorten geven het al aan: we hebben hier twee duidelijke bosvogels. Zij hebben overeenkomsten, maar er zijn ook verschillen. Ze komen algemeen voor in het gebied waar de AVN actief is. Alle reden voor een nadere kennismaking, te beginnen met de boomklever.

Adri Remeeus. Foto’s Wim de Koning Gans

 

Boomklever: herkenning en verspreiding
De boomklever is een fraai gekleurde vogel die zich, mede door zijn gedrag, goed laat observeren. De gehele bovenzijde is blauwgrijs. Dat contrasteert fraai met de bruin-oranje onderdelen; alleen de kin is wit. Door de grote kop lijkt hij wel halsloos. De pootjes zijn kort en voorzien van relatief lange tenen. In ons land kunt u hem aantreffen in gevarieerde oudere bossen waarin loofbomen veel stamoppervlak hebben. Ook in parken en plantsoenen met grote bomen is hij te vinden.

 

De broedpopulatie in Nederland ligt tussen de 34.000 en 42.000 paartjes. De soort komt verder in heel Europa voor en tot diep in Azië, met uitzondering van het hoge noorden en uiterste zuiden.

 

Broeden van de boomklever
De boomklever broedt in holen, die hij overigens niet zelf hakt, daar is zijn snavel te dun en te spits voor. Hij maakt echter gretig gebruik van oude spechtennesten, waarvan hij de bodem bedekt met blaadjes. De vogel staat erom bekend de ingang van de holte te verkleinen door te metselen met modder. Op die manier maken de aanstaande ouders de nestopening precies op maat, zodat grotere soorten (halsbandparkieten!) er niet in kunnen. Ze produceren één tot twee broedsels per jaar vanaf april, met elk zes tot negen eitjes.

 

Boomklevergedrag
De boomklever is een luidruchtige bosbewoner. Desondanks is hij meestal (net als een roffelende specht) lastig te vinden, zeker als de bomen vol in blad staan. In de winter, als hij zijn broedterritorium gaat markeren, is dat anders. Door het winterse bos, vooral bij droog en zonnig weer, weerklinken dan heldere fluittonen. Die zijn te luid om te missen, lopen in toonhoogte op en doen soms denken aan een menselijk fluitje. Daarnaast produceert hij heldere trillers. Het is een honkvaste vogelsoort die jaarrond in zijn leefgebied aanwezig is. Alleen de jongen vertonen zwerfgedrag, maar ook zij overbruggen zelden grote afstanden. De boomklever leeft onder andere van insecten die hij na nauwkeurige inspectie van de schors verzamelt. Ook eet hij zaden en noten, die hij vastzet in de spleten van de bast van een boom om ze kapot te kunnen hakken. De naam is een verwijzing naar zijn belangrijkste eigenschap, namelijk het vermogen om zowel omhoog als omlaag over een boomstam te lopen. Dat laatste, omlaag, kan de boomkruiper niet.

 

Boomkruiper: herkenning en verspreiding
De boomkruiper is sober gekleurd. Van boven is hij musachtig bruin. Delen van het verenkleed zijn wit, naar de staart toe geleidelijk een bruine teint krijgend. Hij heeft een spitse en omlaag gebogen snavel. De pootjes zijn kort en voorzien van relatief lange tenen. De boomkruiper heeft eveneens een voorkeur voor gevarieerd en ouder bos. In tegenstelling tot de boomklever komt hij vaker de stad in, waar hij dan aangetroffen kan worden in plantsoentjes. Soms bezoekt hij zelfs solitaire straatbomen. De broedpopulatie in Nederland ligt tussen de 135.000 en 180.000 paartjes. De boomkruiper komt voor in geheel Europa. Hij ontbreekt echter in het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Scandinavië en Rusland. Daar komt een ander soort boomkruiper voor, namelijk de taigaboomkruiper.

 

Broeden van de boomkruiper
De boomkruiper broedt van april tot juni, met legsels van vijf tot zeven eitjes. Het nest wordt aangebracht tussen losse stukken schors of in nauwe boomspleten, Hij maakt ook gebruik van nestkasten, mits die speciaal voor hem ontworpen zijn. De langwerpige opening zit namelijk aan het achterste gedeelte van de zijkant, dus vlakbij de bast. Een traditionele kast heeft een ronde opening aan de voorkant.

 

Boomkruipergedrag
Naast het verenkleed is een ander groot verschil met de boomklever de wijze waarop de boomkruiper gebruik maakt van een boom. De boomkruiper kan namelijk alleen omhoog lopen, steunend op zijn staart. Als hij een bepaalde hoogte heeft bereikt, vliegt hij naar de basis van een volgende boom en begint het klimmen weer van voren af aan. De zang is een ander wezenlijk verschil met dat van de boomklever, namelijk hoog en ijl, versnellend en eindigend met een trillertje. Voor veel oudere vogelliefhebbers gaat deze zang in de loop der jaren verloren. Dat heeft te maken met het ouder worden van het menselijk gehoor, waarbij de registratie van hoge geluiden als eerste verloren gaat.

 

Ook de boomkruiper blijft jaarrond in het broedgebied met hooguit wat ongerichte zwerfbewegingen. Zijn dieet bestaat uitsluitend uit insecten. Tijdens koude nachten kruipen boomkruipers bij elkaar; uit een bal van veren kunnen dan soms tien of meer staartjes steken.

 

Bosbeheer
Beide soorten zijn, qua broedaantallen, meer dan verdubbeld sinds 1975. Ze hebben weten te profiteren van veranderend bosbeheer, waarin bomen oud mogen worden en dood hout mag blijven staan of liggen. Dat is belangrijk uit het oogpunt van bio­diversiteit. Immers, insecten en andere organismen profiteren van dat beheer.