Bloemen inzaaien in de stad?
Karel Akkeraar
Om de natuur te helpen worden in de meeste steden mengsels ingezaaid. Vanuit warme motieven. Maar natuurdeskundigen stellen hier zo hun vragen bij. Gaan we de natuur niet vervalsen? Is het echt wel zo goed voor de natuur, of zorgt het juist voor een verarming daarvan. Erg natuurlijk is het niet, maar een berm is als natuurlijk gebied meestal klein van oppervlak, waardoor ‘de natuur‘ het er moeilijk heeft.
Dat betekent niet vanzelf dat zo’n berm ingezaaid moet worden om een hoge biodiversiteit te halen. In een berm groeien voornamelijk grassen en stinzenplanten die er vanzelf komen, dat wil zeggen de zaden ervan landen vanuit naburige bermen of velden. Niet inzaaien betekent dus dat de vegetatie van een berm vooral zal bestaan uit planten die ook in de buurt te vinden zijn. Natuurlijk worden ook zaden door mensen, honden en vogels over grotere afstanden overgebracht, maar naarmate de afstand groter wordt zal dat minder zijn.
Nadat zaad in de berm is aangekomen moet het ook nog maar kiemen en aanslaan. Natuurlijk worden alle bermen in Nederland regelmatig gemaaid om te voorkomen dat bomen en struiken een kans krijgen. daarmee doet de maaimachine dienst als grote grazer, wat niet eens zo onnatuurlijk is, mits nagedacht wordt over het beleid. Den Haag heeft hierin al grote vorderingen gemaakt, en als het al mis gaat is dat meestal per ongeluk.
Het inzaaien, ook met de meest ‘natuurlijke‘ mengsels heeft altijd bijeffecten. De mengsels komen van kwekerijen, vaak elders in het land, waardoor de genetische samenstelling van de al bestaande populatie vervuild wordt met planten die ergens anders hun wortels hebben gehad.
Wat er gebeurt bij inzaaien met mengsels die niet of niet helemaal geschikt zijn voor het gebied kan aan de ene kant een wildgroei zijn van één enkele soort, die gaat woekeren omdat de omstandigheden ter plekke toevallig voor die soort veel beter zijn dan voor de andere soorten uit het mengsel. Aan de andere kant kan het zijn dat alle bloeiende planten na een tijd verdwenen zijn omdat de grassen het beter doen. Allemaal een gevolg van niet in te schatten verschillen tussen het kweekgebied en het inzaaigebied.
Er kunnen ook soorten in een mengsel ontbreken omdat die niet in een zaadmengsel kunnen. Een voorbeeld is wondklaver. Dat is een kensoort voor ons eigen zeedorpenlandschap die op bijzondere plekken in onze regio voor komt. Scheveningen is zo’n zeedorp, al zie je dat er niet meer aan af. De plant komt veel voor in ‘natuurlijke‘ zaadmengsels. Daar lijkt niets mis mee, maar oorspronkelijk kwam wondklaver vooral voor in combinatie met oorsilene, Die bijzondere associatie is verdwenen door het inzaaien. Na verloop van tijd verdwijnt de wondklaver waarschijnlijk op de ingezaaide plekken, maar we zullen nooit meer kunnen zien waar deze oorspronkelijk voorkomt en waar hij is ingezaaid.
Bij vogels ligt het antwoord meer voor de hand: moeten ijsvogels in gevangenschap gekweekt en uitgezet worden of kunnen we beter de leef- en voortplantingsomstandigheden van deze vogel verbeteren? Natuurlijk grijpt de mens al lang in met allerlei maatregelen, maar juist het spel van de natuur die hier spontaan op reageert door (evolutionaire) aanpassingen is spannend en heeft tot heel bijzondere situaties geleid. De zeedorpenlandschap-soorten zijn hier een mooi voorbeeld voor. Echte wilde natuur is dit natuurlijk niet, maar het is door de eeuwen heen ontstaan uit de wisselwerking tussen mens, zee en natuur.
De landelijke stichting Floristisch Onderzoek Nederland heeft kort geleden een standpunt ingenomen over inzaaien in bermen. Dat komt in het kort neer op ‘Inzaaien, nee tenzij’. Dat betekent dat de nadruk van beleid vooral gericht moet zijn op het creëren van optimale omstandigheden voor spontane vestiging van wilde planten. Zeker in de grote groene structuren inclusief de wegen. Daarmee zijn ook bijen, insecten en andere dieren op lange termijn beter af.
Dit vraagt wel om ambachtelijk vakmanschap bij aanleg én beheer. Als er toch ingezaaid moet worden, dan met lokaal verzameld materiaal om genetische vervuiling tegen te gaan. Overigens wordt dat op bescheiden schaal al gedaan. Dat zal niet altijd mogelijk zijn. Het hangt bijvoorbeeld af van de medewerking van de buurt. In buurten waar de bewoners snel zelf aan de slag gaan met inzaaien en planten van hun eigen materiaal, meestal niet erg ecologisch, maar meer gericht op verfraaiing, wordt vaak door de beheerder een extra kleurrijk ‘pretmengsel‘ ingezaaid om eigen plant door bewoners tegen te gaan. In dat geval kan inzaaien veel beter uitpakken dan het alternatief.
Het maakt daarbij natuurlijk ook uit of het gaat om een perkje zonder verbinding met enig groen of om een berm of zoom die ook dienst doet als ecologische verbinding. Bij een perkje kun je veel sneller een wat minder ‘natuurlijk‘ mengsel gebruiken. Bij de stroken die de gemeenten als ecologische verbinding hebben vastgelegd, of die als zodanig kunnen fungeren, zou je eigenlijk helemaal niet moeten inzaaien.