Biodiversiteit in glastuinbouwgebieden
Caroline de Jong
In veertig jaar tijd is twee derde van de grutto’s uit ons land verdwenen. Dat heeft een hele serie oorzaken, die te maken hebben met intensieve landbouw: vermesting, verdroging, vroeg en vaak maaien, monocultuur, bestrijdingsmiddelen, afname van randen en rommelhoekjes.
Wat de glastuinbouw specifiek betreft meldt het Hoogheemraadschap van Delfland dat de druk op de waterkwaliteit vanuit de kassen te groot blijft. Van elf gewasbeschermingsmiddelen zit een te hoge concentratie in het water.
Inzet van gewasdiversiteit
Hoopgevend is dat er recent tien miljoen euro is uitgetrokken voor onderzoek aan de universiteit van Wageningen naar gewasdiversiteit, voor een meer duurzame akker- en tuinbouw. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld gewassen in stroken aan te planten. Afwisseling van gewassen op hetzelfde land door de jaren heen kan bijvoorbeeld ingezet worden om akkeronkruiden te onderdrukken. Behalve naar ecologische principes zal ook worden gekeken welke maatschappelijke factoren nodig zijn om de transitie mogelijk te maken. Een interdisciplinair team gaat daarmee aan de slag.
Universitair onderzoeker Jan Willem de Vries ziet specifieke mogelijkheden voor glastuinbouwgebieden. Daar zijn braakliggend land, wegbermen en ruimte buiten de kas beschikbaar die kunnen worden ingezet voor biodiversiteitsherstel. Het kan mogelijk gebruikt worden om invliegen van schadelijke organismen te voorkomen en die van nuttige te versterken. Als die al om de kas heen vliegen hoef je er binnen minder uit te zetten.
Biologische bestrijding
In veel kassen wordt al lange tijd biologische bestrijding ingezet. In 1967 kreeg komkommerteler Jan Koppert steeds meer last van de chemische bestrijdingsmiddelen die hij gebruikte. Erger nog, ze hielpen niet. Er moest jaar na jaar meer worden gespoten en de plantenaandoening ‘spint’, veroorzaakt door een soort piepkleine mijten, bleef desondanks een probleem. Als alternatief heeft hij toen roofmijten ingezet en dat bleek enorm te helpen. Als je één insect biologisch aanpakt, kun je tegen andere geen chemicaliën spuiten omdat je dan je eigen biologische bestrijdingsmiddel om zeep helpt. Zo werden naast de roofmijt al snel sluipwespen tegen witte vlieg, een andere plaag, gebruikt. Nu, na 50 jaar, worden meer dan 40 soorten insecten en mijten ingezet in kassen. Ook worden schimmels, bacteriën en aaltjes (kleine ronde wormpjes) gekweekt tegen plagen en ziekten. Er zijn ook producten die de weerbaarheid van de plant verhogen. In de groenteteelt in kassen is inmiddels vrijwel 100% van de bestrijding biologisch.
Lieveheersbeestjes
Goed onderzoek is wel nodig als biologische bestrijders worden geïmporteerd. Je kunt de insecten immers niet binnen de kas houden. Een voorbeeld is het veelkleurig Aziatisch lieveheersbeestje. Deze is in Europa geïntroduceerd als biologische bestrijder en gaat zeer agressief te werk. Bij gebrek aan luizen eet hij ook andere soorten lieveheersbeestjes op en doet hij zich tegoed aan vruchten. Zo’n ‘invasieve exoot‘ is slecht voor de biodiversiteit. Het blijft een dynamische balans. Rachel Carson schreef al in 1962 in haar iconische boek ‘Silent spring’ over de succesvolle import van biologische bestrijders tegen exoten. Het kan dus ook goed gaan. Insecten zijn sowieso al erg mobiel en verspreiden zich wereldwijd met de mens mee.