De torenvalk, biddend voor het eten

Adri Remeeus. Foto Wim de Koning Gans
Herkenning en verspreiding
De torenvalk is een kleine valk met een lange staart. De roodbruine rug is kenmerkend voor beide geslachten. Het mannetje combineert dat met een grijze kop en grijze staart. In de lucht valt hij op door de ondiepe en rustige vlucht; ondertussen ‘bidt’ hij veel.
De vogel komt voor in geheel Europa (met uitzondering van IJsland), Centraal- en deels Zuid-Azië. Ook is hij te vinden in Afrika, met uitzondering van de Sahara. De Noord-Europese en Noord-Aziatische valken trekken in de herfst zuidwaarts.
Verspreiding in Nederland
Lang was de torenvalk de talrijkste in ons land broedende roofvogel. Die positie heeft hij echter afgestaan aan de buizerd. De achteruitgang van de torenvalk zette in rond 1960 toen er kwistig met het landbouwgif DDT werd gestrooid. Na een verbod op dat gif leefde de stand geleidelijk op tot ongeveer 1990.
Daarna begon een nieuwe daling. Het aantal broedparen loopt uiteen van 3800 tot 7700 en is nog maar een kwart van de aantallen die halverwege de vorige eeuw werden opgetekend.
Er zit een brede marge tussen het minimum en maximum in het aantal broedparen. Dat loopt parallel met toe- en afname in aantallen veldmuizen. De torenvalk is in voedselarme jaren minder geneigd te broeden. Vaak ook slaan torenvalken bij gebrek aan muizen één of twee broedcycli over.
De algemene trend is helaas een afname. Die vindt zijn oorzaak in het steeds intensievere grondgebruik dat grote delen van het boerenland ongeschikt voor de soort heeft gemaakt.
Het broeden
De torenvalk houdt zich vooral op in half open land met veel muizen, en aan de randen van bos en bosjes. Niet lang geleden broedde hij vaak in de stad, maar dat is minder geworden. Zo had bijna elke kerktoren wel een broedpaartje. Maar, om bewoning door (post)duiven tegen te gaan, werden nissen en andere openingen afgedicht.
De torenvalk broedt van april tot juli en maakt zelf geen nesten. Liever pikt hij oude kraaiennesten in, maar vooral ook maakt hij gebruik van open en halfopen, speciaal voor hem gemaakte, nestkasten. Er wordt meestal één legsel geproduceerd, bestaande uit vier tot zes eieren. Het uitbroeden ervan wordt vrijwel uitsluitend door het vrouwtje gedaan, na het leggen van het laatste of voorlaatste ei. In jaren met weinig muizen komt het voor dat niet alle nestjongen uitvliegen of dat de ouders hun jongen verlaten. Ze sterven dan door voedselgebrek; het is zoals de natuur werkt.
Voedsel en jacht
Het etiket ‘voedselspecialist’ past goed op de torenvalk, want hij richt zich vrijwel volledig op kleine zoogdieren; veldmuizen vormen daarin de hoofdmoot. Hij consumeert incidenteel ook wel zangvogels en kuikens van weidevogels, alsook grote insecten, vooral als het aanbod van muizen klein is.
Bidden voor het eten en energiebesparing
Zijn jachtmethodiek is boeiend om te zien en wordt ‘bidden’ genoemd. Al zoekend naar prooi hangt hij stil in de lucht met slaande vleugels en een naar beneden hangende gespreide staart. Dat werkt alleen als hij tegen de wind in hangt. Zijn ogen spieden de grond af en na enkele keren van positie gewisseld te zijn, om zijn prooi exact te kunnen lokaliseren, laat hij zich in het gras vallen; de muis is het haasje.
Decennia lang ging het verhaal rond dat hij zijn prooi traceerde via de ultraviolette uitstraling van muizenurine, maar de ogen van roofvogels kunnen geen ultraviolet observeren. Een aardige wetenswaardigheid, bijna anekdotisch, is dat de torenvalk aan energiebesparing doet; veldmuizen hebben de gewoonte ongeveer elke twee uur boven de grond te komen om te eten. Torenvalken weten dat uit opgebouwde ervaring en daarom jagen ze niet de hele dag.
Waar kunt u hem zien?
Het is in het AVN-werkterrein niet al te moeilijk om de torenvalk te zien te krijgen. Hij broedt in enkele van onze parken, in de duinen en landerijen rond Den Haag, maar ook nog in de stad zelf. En zijn opvallende gedrag maakt hem goed te observeren. In de stad lijkt hij enige concurrentie van de slechtvalk te hebben.
Stadse torenvalken vliegen niet steeds van de stad naar het platteland om een prooi te halen. Daarom jagen ze in de stad vooral op mussen en spreeuwen, via een verrassingsaanval vanaf een onopvallend uitkijkpunt.
Geniet ervan als u hem ziet, want het is een boeiende vogel . Hij helpt zelfs fruittelers omdat hij, door te jagen op muizen en spreeuwen, schade aan fruit voorkomt. Daarom staan er in boomgaarden vaak valkenkasten; prima! Daarentegen is het plaatsen van deze kasten in weidevogelgebieden om duidelijke redenen geen goed idee.