Home » Dragen pestvogels de pest?

Dragen pestvogels de pest?

Afgelopen november was er een oploopje op de Haagse Valkenboskade. Bij nadere beschouwing bleek het een van imposante fotoapparatuur voorziene groep mensen te zijn. Ze waren bezig met het fotograferen van een pestvogel, die driftig besjes at en weinig schuw was. Klopt het dat deze vogelsoort maar af en toe opduikt in ons land?

Adri Remeeus. Foto: Wim de Koning Gans

 

Het was een drukte van belang. Zoveel mensen waren er dat het verkeer zelfs werd belemmerd. En dat voor een eenzame pestvogel. De vogel hield op die manier een week lang de gemoederen van vogelaars en buurtbewoners bezig. In die week tijd heeft hij een struik in een particulier voortuintje geheel van bessen ontdaan. Laten we hem eens nader introduceren.

 

De schoonheid van de pestvogel
De pestvogel heeft het formaat van een spreeuw en is voorzien van een zacht overkomend rossig bruin verenkleed. Het fraaie zit hem erin dat, naast de grote kuif, de veertoppen voorzien zijn van heldergele en -rode wasachtige aanhangsels. De staart heeft een gele eindband. Als hij vliegt, toont hij driehoekige vleugels. Mede door zijn geringe schuwheid is hij een geliefd foto-object.

 

Verspreiding en trek
De pestvogel is een broedvogel in het hoge noorden en komt als zodanig voor in de Zweedse, Finse en Russische wouden, met name in het noordelijke deel van de taigagordel. In de zomer leeft hij daar van insecten, maar in de herfst schakelt hij over naar bessen.

In de meeste jaren trekken de vogels niet of nauwelijks zuidwaarts en kunnen zij jaarrond aan voedsel komen. Maar in sommige jaren blijft de bessenproductie achter. In die jaren verspreiden grote(re) aantallen pestvogels zich stukken zuidelijker op zoek naar gebieden waar wel besdragende struiken zijn. Het is geen puur op het zuiden gerichte trek, maar eerder invasief zwerfgedrag.

Kijkend naar de Europese kaart gaan er veel naar Centraal-Europa, tot ongeveer de Balkan; andere zwerven meer naar het westen en bereiken dan Nederland en België, en soms Frankrijk. Eind oktober/begin november 2023 begonnen pestvogels ons land binnen te druppelen, individueel maar ook tot in groepjes van acht.

 

Ze zijn weinig schuw
Doordat ze in hun broedgebied nauwelijks met mensen in contact komen en in de winter nog minder, zijn ze bepaald niet schuw. Ze komen in hun zoektocht naar bessen (vooral Gelderse roos en lijsterbes) vaak in steden terecht en worden daar door hun vertrouwelijkheid vaak ontdekt door mensen die verder niet veel met vogels hebben. Als zo’n prachtige vogel in een voortuin zit, staan de fotografen daar dan soms met enkele tientallen naast. De Valkenboskade mocht zich zelfs verheugen in de komst van een camerateam van een omroep. Pas toen de laatste bes was verorberd, verdween de eenzame pestvogel van dit verhaal.

 

Maar hoe zit het nu met de pest?
Vanwege hun geringe schuwheid vielen pestvogelinvasies ook eeuwen geleden op. Omdat ze lang niet elke winter opdoken, werden ze gezien als boodschappers van naderend onheil en dus ook van epidemieën, zoals de pest. De vogel heeft daar zijn Nederlandse naam aan te danken. Gelukkig hebben andere landen hem een fraaiere naam gegeven. Duitsers noemen hem ‘Seidenschwanz’ (zijdestaart), in Engeland heet hij ‘Bohemian Waxwing’ (wasvleugel), terwijl de Fransen hem ooit ‘Jaseur de Bohême’ (babbelziek, flapuit) noemden, of tegenwoordig ‘Jaseur boréal ‘.

 

Andere invasiegasten
Behalve de pestvogel zijn er nog enkele vogelsoorten die slechts af en toe in grotere aantallen in ons land terechtkomen. Een daarvan is bijvoorbeeld de kruisbek, waarvan het mannetje fraai steenrood gekleurd is. Deze soort heeft een veel ruimere broedverspreiding dan de pestvogel en broedt ook in de naaldbossen van Centraal-Europa en, in kleine aantallen, ook in de oostelijke helft van ons land. Hij is strikt tot naaldhout beperkt en hij leeft uitsluitend van dennenzaden, waarbij hij een voorkeur heeft voor sparren. Zijn snavel is aangepast om goed bij de zaden te kunnen komen: de punten zijn namelijk gekruist. De vogels beginnen al vroeg in het jaar met broeden, namelijk in februari en maart. Dat is afgestemd op de rijping van dennenappels. Als de zaden daarvan in april/mei beschikbaar komen, zijn ze zelf van voedsel voorzien. Jongen worden met de zaden gevoerd, maar ook met rupsen en insecten.

In sommige jaren zijn, vanwege slechte rijping van de dennenappels, de zaden niet beschikbaar. Populaties die daardoor getroffen worden trekken dan soms massaal naar West-Europa en komen daar dan al vanaf eind mei aan. Dit vanwege het vroege en afgebroken broedseizoen. Over onze duinen trekken vooral in de zomermaanden groepjes zuidwaarts. In de dennen van de Ganzenhoek (Wassenaarse Slag) en Duinrell strijken ze regelmatig neer om bij te tanken. Een krakend geluid, veroorzaakt door het bewerken van de dennenappels, verraadt hun aanwezigheid. Soms hangen ze ondersteboven aan een kegel om deze te kraken. Let er maar eens op!