Vanwege de bezuinigingen staat de natuur in Nederland onder druk. In het natuurakkoord tussen Rijk en provincies wordt er 60 % bezuinigd op natuur. Daarnaast vervalt ook de rijksbescherming op de bufferzones, de landelijke gebieden tussen de grote steden. Die bescherming zorgde er sinds 1958 voor dat de steden niet ongebreideld kunnen uitdijen. Het wegvallen van die bescherming baart grote zorgen, vindt de Haagse natuurbeschermings-organisatie AVN die er afgelopen donderdag ter gelegenheid van haar 85-jarig bestaan een conferentie aan wijdde.
De gemiddelde Hagenaar is onbekend met het landelijk gebied tussen de grote steden. Dat bleek uit een kleine steekproef toen de AVN vorig jaar 120 van haar leden meenam op excursie door het poldergebied achter de stad. Weinig deelnemers wisten dat er zoveel mooie landschappen op fietsafstand rondom de stad lagen. En degenen die het gebied wel kenden, hadden geen idee van de cultuurhistorie en geologisch geschiedenis. Aan de namen van de gebieden kan het niet liggen, die zijn aanlokkelijk genoeg. Veenzijdse- of Duivenvoordsepolder en Land van Wijk en Wouden roepen herinneringen op uit een sprookjesboek. Daarbij vergeleken is de naam van het derde gebied –Midden Delfland- minder fantasierijk. Maar omdat de resterende open ruimte tussen Den Haag en Rotterdam vaker in het nieuws komt, is het beter bekend.
Van de uitdrukking Rijksbufferzone en de daarbij behorende planologische bescherming had geen van de excursiedeelnemers ooit gehoord. Dat is iets voor ambtenaren en bestuurders. Alleen de boeren die het gebied gebruiken komen er mee in aanraking op het moment dat ze hun bedrijf willen uitbreiden met bijvoorbeeld een nieuwe stal. Die bescherming kan dan beperkingen opleveren.
Nadenken over toekomst Bufferzones
De deelnemers die op 10 mei 2012 de conferentie bezochten wisten het wel. Zij kwamen dan ook voor het merendeel uit de wereld van beleidsmakers of beheerorganisaties. Samen met hen wilde de AVN alvast gaan nadenken over de toekomst van de bufferzones. Wat zijn de gevolgen van het wegvallen van die rijksbescherming en welke nieuwe bedreigingen èn kansen liggen er in het verschiet?
Nu het Rijk zich terugtrekt valt de verantwoording over het beleid voor de gebieden toe aan de provincie en de gemeenten. Gedeputeerde Han Weber haastte zich in zijn openingswoord te zeggen dat de provincie geen andere plannen met het landelijk gebied heeft dan het dezelfde bescherming te bieden die er de afgelopen 55 jaar op rustte. “Het is niet onze bedoeling om het open landschap aan te tasten. Integendeel, de provincie wil de bufferzones zelfs aantrekkelijker maken”. Dat klonk geruststellend, maar er zit wel een adder onder het gras. Het afstoten van de bufferzones door het Rijk is een dereguleringsmaatregel, waarbij de provincies wel de verantwoording krijgen overgedragen, maar nauwelijks budget. De financiën die gemoeid zijn met beheer en investeringen in deze landelijke gebieden zullen dus ook ergens anders vandaan moeten komen.
Weber ziet daarom mogelijkheden om ondernemers en bewoners in het gebied meer ruimte te geven om hun ideeën te verwezenlijken. Dat alles binnen de perken van provinciale verordeningen, die ervoor moeten zorgen dat plannen niet grootschalig worden.
Bebouwing sluipt de polder in
Tijdens de discussies werd al snel duidelijk dat de ervaring uit het verleden leert dat een regionale overheid sneller geneigd is om een stukje in te schikken ten faveure van een bouwproject dan de rijksoverheid. De zogenaamde Rood voor Groen-constructie, waarbij de winst uit een bouwproject wordt gebruikt om de investeringen voor het groen te betalen, vallen dan ook nogal eens tegen voor de kwaliteit van het landschap. Op die manier sluipt de bebouwing de polder in en dat heeft op termijn een sterk aanzuigende werking op een volgend bouwproject. Het zelfde geldt voor wegen en paden die worden aangelegd ten behoeve van recreatie. Als er eenmaal verharding ligt, dan groeit de uitbreiding vanzelf. Dat is een bedreiging die zeer serieus genomen moet worden. Was de rijksbescherming dan zaligmakend? Nee, laat AVN-voorzitter Frits Prillevitz in zijn samenvatting horen. Ook in de afgelopen 55 jaar zijn de grenzen van de bufferzones geschonden. Er is ook verrommeling ontstaan die de kwaliteit van het landschap aantast. De uitbreiding van kassenbouw in de bufferzones is daar een voorbeeld van.
De provinciale bemoeienis heeft als voordeel dat de betrokkenheid met het gebied groter is. De lijnen met de eigenaren en beheerders zijn korter dus kan er slagvaardiger worden opgetreden. En de provincie wil die verantwoording gaan delen. Dat wordt als een kans beschouwd, maar is tegelijkertijd ook de grootste uitdaging.
“Er komen andere tijden, dus moeten we op een andere manier gaan werken” was een van de conclusies die in alle drie de workshops op de conferentie naar voren kwam. Het wordt tijd voor een gemeenschappelijk eigendom. In eerste instantie moet de samenleving zich moreel eigenaar gaan voelen van het landschap. Dat vraagt om bekendheid en betrokkenheid. In een later stadium komt daar ook de financiële verantwoording bij. De discussie ging daarbij niet in de richting van een extra belastingbijdrage voor de gebieden, maar richtte zich meer op een innovatieve en coöperatieve samenwerking tussen overheid, beheerders en gebruikers. “Geef obligaties uit en maak particulieren gezamenlijk eigenaar van de grond,” was een van de nieuwe ideeën. En ook: ”Zorg dat beheerders efficiënter gaan samenwerken”.
Gebiedsregiseurs
De provincie wil daar graag het voortouw in nemen, volgens Han Weber. Er worden binnenkort gebiedsregisseurs aangesteld die de contacten met de belangenpartijen gaan leggen. De provincie zorgt ook voor het beschermend kader in de vorm van verordeningen en regelgeving. De deelnemers van de conferentie adviseerden unaniem dat de rode contour (de bouwgrens tussen stad en land) scherp en duidelijk moet blijven. Geen rafelranden met versnipperde woningbouw. De uitbreiding van de groeiende stad moet worden gezocht in verdichting van de stad zelf, daar zijn nog voldoende mogelijkheden. De deelnemers doen de suggestie om wel meteen de verbindingen met het landelijk gebied te verbeteren, want de stedeling moet zijn groene omgeving beter leren kennen. En die bekendheid moet zich niet alleen beperken tot recreatie, maar het liefst ook een actieve deelname worden bij beheer en andere activiteiten.
Daarbij sloot ook de laatste spreker, wethouder Sander Dekker zich aan, die de AVN gecomplimenteerde met dit zeer geslaagde initiatief.
Dit artikel verscheen eerder in weekblad Den Haag Centraal